Deckard ging aan de slag. Ietwat teleurgesteld.
“Waarom moet ik er een persoonlijkheid in proppen? Als iets een handjob kan geven, dan moet het toch een persoon zijn? Dat is echt. Waarom daar een kunstmatige persoonlijkheid bij verzinnen?” hoorde Juliette hem vaak mijmeren bij de zoveelste proefdraai van zijn pop.
Nee, hij vond die onzin allemaal maar niet nodig. Maar! De beste kunstwerken komen nooit voort uit de enkelzijdige visie van één mens. Kunst moet gevormd worden. Geduwd en gestuwd. Prakken en kneden. Onverwachte, ongemakkelijke richtingen in. Jezus zijn ultieme kunstwerk kwam ook pas toen hij uit elkaar getrokken werd aan een kruis.
Dus! Dapper door met bouwen. En na twee weken ploeteren, kwam Deckard rennend de keuken binnen struikelen.
“Ik heb het! Persoonlijkheid! Het is af!”
Juliette was de afwas langzaam met een theedoek aan het drogen, en keek naar buiten. Twee vogels in een boom. Voorderest ook niet veel.
“Oh ja?” mompelde ze.
“Ja! Moet je kijken! Echt!”
Juliette liet zich meenemen naar de woonkamer, waar de robot op de bank zat, met haar wijd opengesperde ogen richting de televisie.
“Let op,” mompelde Deckard voor zich uit. Hij ging naast de pop zitten, keek het aan, en drukte toen één van de vele knoppen in die hij erop had geknutseld.
“IK WIL DIT NIET.”
De stem kwam uit de binnenkant van de robot, en door de vreemde akoestiek binnen dat ding leek het uit een diepe put te komen. Het gaf Juliette een rilling.
“Kijk,” mompelde Deckard weer, de robot een ongemakkelijke knuffel gevend, en ondertussen een andere knop indrukkend: “RAAK ME NIET AAN! HOU OP. LAAT ME LOS!”
“Of kijk, deze,” ging Deckard door.
“AAAAAAAAHHHHHRRRRRRGGGHHH!!!” schreeuwde de robot.
Juliette keek verbouwereerd dat ding aan, en daarna Deckard.
“Wat?” vroeg ze.
“Dat is één van de mogelijke geprogrammeerde persoonlijkheden,” zei Deckard gepikeerd, heus wel de onuitgesproken kritiek opvangend.
“Het klinkt alsof je een cassettebandje hebt ingesproken,” begon Juliette kalm. Deckard knikte. Dat klopt.
“Ik heb de persoonlijkheid ontwikkeld,” bevestigde hij.
Juliette keek hem twijfelend aan. Meende hij dit? Waarom reageerde die pop zo? Juliette kon zich voorstellen dat dit was hoe echte mensen reageerden op de avances van zijn clientèle, maar wilden zij niet juist die pop hebben om dit soort dingen NIET te horen?
“Kijk deze knop zit hier, heel handig,” zei Deckard, de pop vol in zijn kruis grijpend, waarna de stem uit de put begon te huilen.
“Dit ding is een verkrachtingssimulator!” riep Juliette nu toch echt maar uit.
“Och, dat is toch leuk. Een beetje tegensputteren.”
“Deckard!” riep Juliette nog maar wat nadrukkelijker, “Dit is VERKRACHTING.”
“Nee,” zei Deckard, “Dat is… Nee.”
Hij knipperde even met zijn ogen.
“Die robot wil het toch?” zei hij uiteindelijk.
“NEE! Hij zegt expliciet dat hij het NIET WILT!!”
“Ja… Maar ik heb hem geprogrammeerd dat hij dat zegt. Omdat ik wil dat hij dat zegt. Ik ben dus eigenlijk zijn brein, dus als ik dat laat zeggen, wil hij dat zeggen. En hij is gemaakt om een seksrobot te zijn. Dus technisch gezien wilt hij het.”
Juliette keek haar man zwijgend aan. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Niet wat ze moest kiezen om te zeggen, dan. Zoveel gedachten en mogelijke opmerkingen vlogen door haar hoofd.
Maar iemand die net die verzameling woorden tegen haar gezegd had, iemand die ook maar in staat is dat te zeggen- kan je daar ooit tegenop? Wat is überhaupt de zin van hier over praten?
“Succes met je robot,” mompelde Juliette dus maar afwezig, de kamer uit lopend. Zoek het uit.