Tegenover mij stapt een koppeltje twintigers van een fiets. Zij zat achterop, maar kennelijk was de band te slap. Op de bagagedrager ligt een oranje dekentje keurig opgevouwen om haar weke delen te beschermen. Parmantig klopt ze een onzichtbaar pluisje van haar broek.
Hij wringt de fietspomp tussen het frame uit. Het meest onhandige ding sinds de uitvinding van de slacentrifuge. Niettemin slaat hij aan het pompen. Het zweet parelt op zijn kruintje, dat al zichtbaar is.
Zij slaat hem gade, zonder woorden. Van een afstandje, alsof hij een vuurspuwende draak te lijf gaat, in plaats van een afgetrapt rijwiel.
Kort, bijna schichtig beroert ze haar bovenbenen. Ze strijkt door haar lange lokken. Nu weet ik het zeker.
Dat wordt neuken vanavond.
De platvloers denkende lezers zullen van mening zijn dat het tot zwetens toe pompen aan haar gedachte ten grondslag ligt. U en ik onderkennen echter de metaforische waarde van de ontslapt wordende band. Toch?
Wij houden het daar maar op. Hoewel ik niet uitsluit dat een meer hoofse benadering ook tot de mogelijkheden behoort. In mijn drakendoder-symboliek doelde ik daar bijvoorbeeld op.