Het was een dag als een vergeten sok. Een man en een vrouw zaten op de pier te vissen. Er zaten een paar brasems in een veel te klein emmertje. De man had beet en haalde een stekelbaarsje binnen. Hij rukte het haakje uit het beestje en gooide hem in de emmer. Een straaltje bloed schoot door het water en vernevelde. Wij vertelden dit thuis aan de opa van mijn vriend. De opa had vroeger gebokst. Hij had zijn grijze haar strak naar achteren gekamd. Zijn onderkaak stak naar voren. ‘Ik ruk zijn kop eraf’, zei hij. Zijn bulldog-ogen spoten vuur. Wij hadden van hem geleerd om onze handen met gras te bedekken als we een vis onthaakten.
We gingen zelf vissen. Eigenlijk hield ik niet van vissen. Wel van wormen vangen. Zeepsop in de aarde en wachten tot de wormen boven kwamen. Als je de worm om het haakje deed, bleef ie kronkelen. Het turen over het water had ook nog wel wat. Zolang ze maar niet beten.
Mijn vriend hield wel van vissen. Hij had een onrustige aard. Zijn benen trilden als een kapotte tl-buis. Maar niet als hij viste. Dan verdikte de lucht zich rond zijn hoofd. De Waal vertraagde zijn stroom en liet de wereld iets langzamer draaien. De bomen hadden hun broek opgetrokken en stonden tot hun knieën in het water. Geconcentreerd. Mijn vriend keek naar het puntje van zijn hengel. We hadden een veldflacon gevuld met een beetje Amaretto Originale, een beetje jenever, een beetje whisky, een beetje gin, een beetje Couberg, een beetje Tia Maria, een beetje cognac, een beetje wodka en een beetje calvados. Steeds te weinig om te ontdekken dat er drank weg was. En we hadden een sigaar. Om te roken totdat we misselijk waren. We zwegen.
De wolken vloeiden samen en vormden draaischijven, de bomen stampten in het water als woedende kinderen en ik had beet. Een kronkelende paling danste aan mijn lijn. Een foxtrot. Naar boven, naar beneden. Hij wikkelde zichzelf in de lijn. Een rups die een cocon voor zichzelf maakt en eruit komt als vlinder. De dansende paling kwam eruit als een moegestreden paling. Mijn vriend sneed hem door midden en onttrok hem aan de wateren van deze wereld. Het luchtzwerk kolkte en ik kotste de Waal onder. Mijn kots dreef naar de hoek van de krib, mengde zich met takken, bladeren en plastic. Mijn vriend haalde zijn gitaar tevoorschijn en we zongen Rod Stewarts I am sailing. Mijn kots maakte zich los en dreef van ons weg. Richting de zee waar de palingen paren.
Mooi.
Eerste zin is beter zo!
Vond ik ook.