Voor neonazi’s is 88 codetaal voor Heil Hitler. Twee keer de achtste letter van het alfabet. Dat had Jan mij verteld, een ietwat wereldvreemde schaakfanaat die ik geregeld in mijn stamcafé tegenkwam. Hij werkte in de postkamer van KPN en was al jaren bezig aan een boek waarin hij de relativiteitstheorie van Einstein overhoop haalde. Het ging over de verabsolutering van het universum. Hij was klein, had half lang haar, droeg een bril en had vrij vlezige lippen. Hij droeg van die zwarte, non-descripte schoenen aan zijn voeten. Turkenschoenen, noemden wij dat vroeger. Als ik Jan tegenkwam dan vroeg hij me altijd of ik al groots en meeslepend aan het leven was. Kennelijk had ik dat een keer tegen hem gezegd, dat ik groots en meeslepend wilde leven, maar dat daar maar niets van terecht kwam.
Toen ik een jaar of twintig was, las ik de boeken van Charles Bukowski. Zuipen en knokken, daar ging het dus om. Ik was met D. naar de Winston geweest en zat op een bankje voor de Westerkerk een joint te draaien. De Rozengracht was zo goed als verlaten, het lantaarnlicht glinsterde in het natte asfalt. Er kwam een fietser aangereden en uit het niets vroeg ik hem of hij mij op mijn bek wilde slaan. “Wat zeg je nou?”, vroeg D. geschrokken. De man die langsfietste vroeg iets soortgelijks, maar dan op een vijandige toon. “Ik vroeg of je me op m’n bek wilde slaan”, zei ik. “Hij heeft teveel gezopen”, zei D. tegen de fietser. “Ik heb helemaal niet teveel gezopen”, zei ik en bedacht dat ik niet de waarheid sprak. “Sla me op m’n bek”, zei ik nogmaals. “Hij is dronken, fiets alsjeblieft door”, zei D. De man schudde zijn hoofd, stapte weer op zijn fiets en reed weg.
Tot zover mijn poging om groots en meeslepend te leven.
Nou ja, je hebt het in ieder geval geprobeerd. Bij Bukowski ging het behalve om zuipen en knokken ook om neuken.
Deed ik ook bijzonder weinig. Had ik er inderdaad wel even bij mogen betrekken.
Mooi stuk…smullen… had paar zinnen langer mogen zijn!
Je moet de mensen hongerig houden, zei Confucius al.
Volgens mijn man, deels filmacademisch geschoold, gaat het om ‘het moment’. Een fietser vragen u op uw bek te slaan was derhalve een totaal verkeerde keuze. Die zou immers moeten stoppen, afstappen, de fiets weg- en op slot zetten, fietssleutel opbergen, enzovoorts. Dan zou ‘het moment’ al ruim zijn vervlogen. Een voetgangende passant was een betere optie geweest. Wie durft nog te beweren dat types als Badr Hari geen uitgesproken maatschappelijke functie bekleden?
Het was vooral een vrij luie keuze.