Kater

Als je merkt dat je nog leeft. Nog wel moet leven. Omdat doden geen ridderzwaard door hun kop voelen klieven. Rechtsboven het linkeroog. Honderd keer opnieuw. Als je dat zeker wil weten, en je gaat het tellen. En je raakt de tel kwijt. Ook honderd keer.

Als je tegelijkertijd voelt dat het allemaal niet veel scheelt. Dat je langs de rand van een ravijn van honderdduizend opgestapelde dienbladen schuifelt. In polonaise op de beat van het orkest. Met alle onbekenden die je toch vriendelijk goeiedag hebt geknikt. Of waar je naast hebt staan te pissen. In een waas van glitters en platgetrapte serpentines.

Als je het stoofvlees in je hoofd langzaam tot het kookpunt voelt komen. Terwijl je weet dat stoofvlees niet koken mag. Toch niet voor lang. Op een laag vuurtje laten pruttelen, hooguit. Maar wat als dat vuurtje zich in je maag bevindt? En zo nu en dan opflakkert tot aan je gehemelte, met felle steekvlammen. Van die groene en blauwe, die verschijnen bij het verbranden van gekleurd papier. Alsof je vijftig etiketten van bierflesjes hebt losgepeuterd en die hebt opgegeten, in plaats van de godendrank tot je te nemen.

Als je weet dat slechts een stevige vrijpartij met je geliefde soelaas kan bieden tegen al deze miserie. Maar dat de spieren in je lichaam je waarschuwen: ‘één beweging hè makker, en we steken je met messen op plaatsen waar je niet bij kunt. Ëén beweging, vriend. En je krijgt een kramp die je doet huilen met een geweld waar alle wolvenroedels van Siberië in één ruk verbaasd van zouden opkijken. En dat geldt ook voor je zwellichamen, dus haal je maar niks in je hoofd.’

Als er liedjes door je hoofd bonken. Steeds verder weg, als de zwakke echo van een vergeten bergbeklimmer.  ‘Kwestie van Geduld’. ‘Loewende Klokken’,  ‘Bronsgroen Eikenhout’, ‘Het kleine huis op de prairie.’

Als sommige dialogen zich opnieuw opdringen. Omgeven door het bijbehorende geroezemoes. En soms alleen het geroezemoes, met hier en daar een bekende stem. Een kroeg vol duistere figuren, konkelfoezend als corrupte schurken die zich als raad van elf vermomd hebben.

Als je de telefoonnummers voorbij ziet komen. Genoteerd op doorweekte bierviltjes die ze naast elkaar hebben gelegd, op een lange rij tapkasten die drie keer de wereld rondgaat. En dat je daar langs moet rennen, ondertussen buiten adem de mensen belovend om nog eens te bellen.

Als je mond aanvoelt alsof je net een motorhandschoen hebt opgegeten. Met satésaus en piccalilly. Dat je tong een spons is, waar alle vocht onmiddellijk in verdwijnt. Cola-zero, water, vanillepudding, het zure vocht van haringen, het sop waar ze de kroeg mee gedweild hebben. Sterker, waar álles in verdwijnt. Alle van kapstokken gevallen jassen, vier kilo verdwaald dons, gebarsten sambaballen, het toetertje waar die misselijke vent de hele avond mee in je oor heeft lopen tetteren, alles. Zoiets als het zwarte gat in het heelal, maar dan tussen je wangen.

Als je je voorstelt hoe dat eruit ziet; tweehonderd glazen bier in een badkuip, vermengd met een shoarmaschotel, twee friet speciaal, een dozijn kroketten, en een paar van die muffe broodjes kaas van het tankstation, braadworst met chocomel. Alles fijngemalen, toen je dat nog kon zonder dat je tanden dreigden af te breken.

Als je per ongeluk in je kussen wasemt, en een lucht van vuil wasgoed zich permanent onder je neus nestelt. Als je brak bent als een ton roestig regenwater. Als je huid aanvoelt als een half leeggelopen ballon. Als je wacht tot de slaapkamerstoel weer voorbij komt, zodat je hem kunt vastgrijpen om jezelf uit bed te takelen. Om het spoor van half aan repen gescheurde kledingstukken te volgen tot op de badkamer. Als je blij bent dat je niks hebt gebroken toen je met een oog dicht, een uur lang geprobeerd hebt om de sleutel in het sleutelgat te krijgen.

Als.

Dan heb je het goed gedaan.

Hugo Luijten
Werd geboren, vermoedelijk dan. Of gevonden, men is er mee bezig. Woont volgens aanwijzingen van zij die het kunnen weten in Antwerpen. Veel columns gaan dan ook over het leven in de Scheldestad. Veel ook niet trouwens. Sterker, de meeste columns kennen een ander onderwerp. De vergelijking Nederland-België bijvoorbeeld. Of de stand van zaken in de duistere kroegen die hij frequenteert. Of over zijn zoontje, waarover onlangs het boek 'Baby C' verscheen. Voorts zijn al zijn megalomane projecten te bewonderen op zijn website www.hugoluijten.be

10 Reacties

  1. Damn! En nou heeft het stuk ineens een kop! En ik vond het juist zo grafisch sterk gevonden (wat een vondst!) om zo’n katerstuk, waarin alles om dat brakke, hoofd draait, om dat stuk dus te presenteren zonder kop. Ik dacht dus: dat is de extra grap. Dus, weg met die kop.

Laat een antwoord achter aan Rigo Reus Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *