Italiaan

De ober zag het meteen: zij had mij iets van haar bord gegeven. Dat van mij had namelijk een andere kleur gekregen. Ik weet de kleur van de chocopasta al niet meer te herinneren, tien seconden nadat ik ‘m op mijn brood heb gesmeerd, maar hij had het in de gaten. Het was dan ook een Italiaanse ober, die kunnen dat. Schalks knipogend laveerde hij met zijn vijf borden zwierig door de gonzende ruimte.

Vlak naast ons zat een koppel. Ze zaten zo dicht bij, dat het bij menig ander restaurant een tafel voor vier was geweest. Maar dit was een populaire Italiaan, daar gaan de dingen anders. Wij hadden het onbeschaamde geluk om zonder reservering de plaatsen te kunnen bemachtigen van een ezel die afgebeld had, zodat na enige tijd een hemelse ragout van everzwijn geserveerd werd die het najaar stormachtig over mijn bord deed razen. Mijn tafeldame had een vegetarische ravioli waardoor je direct een warme zonnegloed de méditerranée oranje-rood zag kleuren. Het was die kleur die nu gedeeltelijk ook mijn bord sierde. Het weerkaatste mooi in mijn glas Peroni, Romeins bier. Bier ja. Schandalig bij een Italiaan misschien, maar ik verdraag geen wijn. Daar heb ik zelfs een medisch attest van.

Van dat feit had het koppel naast ons geen weet, en ze keken dan ook met veel dedain naar mijn pint. Dat herken ik, dat ik iets niet weet. Welbeschouwd weet ik zelfs niets, dus als ik elke keer met dedain moest kijken omdat ik iets niet weet, dan zou ik nogal een arrogante kwast zijn.

De wanden vormden één grote verzameling foto’s van oude Italiaanse vedetten. Ik waande me af en toe aan tafel, klinkend met Gina Lollobrigida of lachend met Aldo Fabrizi. Maar ik zat vlak naast een arrogante kwast met een veel jongere partner.

Ik schatte hem een goede vijftig en zijn quasi nonchalante, katoenen overhemd spande aan de knoopjes. Volgens mijn partner leken zijn oren op die van Dr. Spock. Dat kon ik van mijn kant uit niet zien, hoe ik ook voorwendde quasi nonchalant naar een grote plaat van Vittorio de Sicca te kijken. Wel zag ik bij die gelegenheid dat mijn buurman zijn leesbril volcontinue op zijn neus hield. Misschien om haar opgespoten lippen beter te kunnen bestuderen.

Hij sloofde zich nogal uit, en zat op een zeker moment zelfs op zijn hurken naast haar, om een afbeelding op zijn telefoon te tonen en min of meer toevallig haar rug te kunnen beroeren. Zij deed echter wat ze de hele avond al deed: koel glimlachen. Hij sliep alleen vanavond, zoveel was duidelijk.

‘Ingehuurd, een prostituee dus’, meende mijn vriendin toen we moe maar voldaan weer op straat stonden. Dat kan. Je kunt zulke dames voor heel veel geld zover krijgen om avondvullend naar je geleuter te luisteren. Maar prostituees kirren, en deze dame kirde niet. Ze glimlachte slechts koel op haar zoveelste dinnerdate.

Ze zal nog lang alleen moeten slapen.

Hugo Luijten
Werd geboren, vermoedelijk dan. Of gevonden, men is er mee bezig. Woont volgens aanwijzingen van zij die het kunnen weten in Antwerpen. Veel columns gaan dan ook over het leven in de Scheldestad. Veel ook niet trouwens. Sterker, de meeste columns kennen een ander onderwerp. De vergelijking Nederland-België bijvoorbeeld. Of de stand van zaken in de duistere kroegen die hij frequenteert. Of over zijn zoontje, waarover onlangs het boek 'Baby C' verscheen. Voorts zijn al zijn megalomane projecten te bewonderen op zijn website www.hugoluijten.be

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *