IJsland dag 2, deel 2

Het weer was guur geworden. Buiten zag ik Chinezen op slippers lopen. De sokken nog aan. Wellicht ook gesnorkeld. We reden verder. Naar de geisers. Waterpoeltjes waar je eitjes in kan koken. Tussen de tachtig en honderd graden, zeiden de bordjes. Moet je niet in vallen. Het leek me wel een aardige executiemethode.

We stonden te wachten op de ejaculatie van de grootste nog werkende geiser. Met nog een stuk of honderd andere toeristen stonden we rondom. Soms begon de geiser wat harder te borrelen. De luchtbel trok zich dan terug. Zwol vervolgens aan… en werd weer kalm. Ik merkte dat ik de geiser dierlijke trekken begon toe te eigenen. Alsof het een organisch wezen was met een wil. Ik voelde zelfs een vaag soort medelijden. Dat wij hier met zijn allen stonden te wachten op zijn kunstje. En dat hij maar moest presteren. Een vermoeide, melancholische beer die om de vijf minuten z’n kunstje doet. Tegelijkertijd begon ik het hem kwalijk te nemen. Dat hij maar niet spoot terwijl wij hier stonden. Wij hadden de hoop bijna opgegeven toen het toch nog gebeurde. Het water trok zich terug, zwol aan en schoot twintig meter de lucht in. We liepen nog even rond. En stapten toen weer in onze Subaru. Op naar de grootste waterval van Europa. Oorverdovend geweld dwong mij en de rest van de mensheid tot nederigheid. Ook de waterval leek op een levend wezen. Een machtig beest dat er louter is om ons te laten zien hoe nietig we zijn. ’s Nachts, als niemand hier is, dendert de waterval onverminderd hard door. Zonder reden. Een paar dagen later, toen ik weer thuis was, zag ik op tv een ijsbeer op jacht naar een zeerob. Hij rende daar met zijn vermagerde lichaam door een betoverend landschap van schitterende ijsschotsen en spiegelend water. De schoonheid was adembenemend en hij leek daar enkel op aarde gezet om de hoofdrol in deze dramatische scène te spelen. De natuur is er voor ons vermaak.

Na de waterval gingen wij badderen in de Secret Lagoon. Ergens halverwege de waterval en Reykjavik. Een stuk kleiner dan de Blue Lagoon. En een stuk minder blauw ook. Maar ook een stukkie knusser. Een uitstekend middel om de kater mee te bestrijden. Die zat immers nog steeds te spinnen in mijn hoofd.

Op de terugweg naar Reykjavik (die nog zo’n anderhalf uur duurde) piste J1 in een lege waterfles. De fles werd uit het raam geledigd.

In Reykjavík aten we een gefrituurde hotdog. Geserveerd door een meisje dat een vleeskleurige piercing op haar lip had. Ik heb niet durven vragen of dit een statement of een vergissing was.

De muzikale omlijsting begon met President Bongo die z’n optreden Serengeti had genoemd. Hipsters, oordeelde ik aan de baarden en snorren van de bandleden. Pre-hipster volgens J2, die wist dat ze uit GusGus voortkwamen. Volgens de tekst in het programmaboekje beloofde dit optreden te zijn zoals de halfjaarlijkse exodus waarin alle dieren in een grote optocht van de ene naar de andere kant van de Serengeti denderen. Waarna alles is veranderd en alles hetzelfde is gebleven. Het bleek wel een aardige omschrijving. Trage opbouw, pulserende elektronica, dwingende baslijnen en nerveuze gitaarerupties. Na President Bongo kwam Braids. Hemelse vrouwenzang, nerdy elektronica en een beest van de drummer die twee keer zijn bril verloor. En ‘m weer terugvond.

Na het optreden ging ik bier halen. Toen ik terug kwam stond J1 met een meisje uit Armenië te praten. Ze woonde in Luxemburg waar ze een radioprogramma had. De band die nu kwam, was haar favoriete band van het moment. In haar radioprogramma draaide ze ‘music I love’. Ik stelde voor dat ze ook een programma moest beginnen onder de titel ‘music I hate’. Waarin ze louter kutmuziek zou draaien. En zich daar dan over zou opwinden. Vinden de mensen leuk. Ik vond het zelf een wereldidee. Zij ook, geloof ik. J2 had Fufanu al eerder gezien en had de zanger omschreven als 16-jarige Iggy Pop. Een vrij adequate omschrijving. Er werd zowaar gepogood. Aangezwengeld door een hipster, inclusief baard en strikje.

Daarna nog wat gezien, maar dat was niet de moeite van het herinneren waard.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

2 Reacties

Laat een antwoord achter aan Spencer Brandsen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *