Dentiste

Alsof de verkoop van het vakantiehuisje in Frankrijk nog niet erg genoeg was, brak er een stuk van mijn kies. Veertig jaar was het huis in onze familie, lief en leed, deel van mijn leven, acceptatie van het onvermijdelijke, soit. 

De laatste tijd probeerde ik allemaal dingen te doen die ik daar nog nooit gedaan had. Je staat ervan versteld hoeveel je in veertig jaar niet gedaan hebt, terwijl je toch tijd genoeg had. De kachel eens níet op tijd bijvullen met petroleum, op het randje van het sluitingsuur naar de bakker gaan in de hoop dat er tóch nog genoeg stokbrood is, in de – dichtgegroeide – vijver pissen, etc. Living on the edge, zegmaar.

En net toen ik dacht dat ik nu werkelijk alles ondernomen had, dat de cirkel rond was, het boek dicht en de race gelopen, brak die kies. Juist. Bij de tandarts was ik in het kleine Noord-Franse dorp inderdaad nog nooit geweest. Eén keer bijna, maar ik kreeg nog net op tijd een afspraak bij mijn eigen tandarts. ‘Voor ik bij zo’n Franse paardenslager op de keukentafel terecht kom’, grapte ik toen nog. Mijn tandarts glimlachte beminnelijk bij zoveel begrip voor waarlijk vakmanschap.

Nu moest het wel, dat laatste ding dat ik nog niet deed. De afspraak kon aanvankelijk alleen maar op het moment dat we bij de notaris moesten gaan tekenen. Symbolisch is een understatement.  Na enig aandringen lukte het om in de middagpauze een rendez vous te bewerkstelligen.

Ondertussen prikte het overgebleven stuk van mijn kies vervaarlijk in mijn tong, en zelfs een halve fles Eau de Vie bracht geen soelaas. Ik kon nauwelijks eten, slikken lukte niet en ik praatte als een tot op het bot doorgezopen clochard. Thuis was dat tot daaraantoe, maar bij de notaris kreeg ik toch vreemde blikken. Ik meldde dat ik na afloop naar de plaatselijke dentiste moest.

De notaris keek mij aan, en toen naar de dorpelingen die ons huis kochten. ‘Il fait du mal, on dit’, zei hij tenslotte. Allez, Fransen die zelf al zeggen dat deze tandarts pijn deed. De notaris had een onberispelijk gebit, dus voor hem was het geen kwestie van koudwatervrees. De koper beaamde de stelling met een geestdriftige knik.  De man droeg een kunstgebit dat hij waarschijnlijk elders liet aanmeten, want al je tanden laten trekken door een ontsnapte kampbeul leek mij wat veel masochisme voor deze eenvoudige dakdekker.

In het café waar we na de formaliteiten nog iets dronken, wees de koper naar mij en zei tegen de cafébazin dat ik naar de tandarts moest. ‘Il fait du mal, on dit’, zei ze zonder op te kijken van de tapkraan. Mooi. Deze kon in de categorie ‘heb ik weer.’

Maar de pijn aan mijn tong maakte mij overmoedig. Ik beweerde hardop dat het mij zeer welgekomen zou zijn, als de tandarts met één voet op mijn wang, met twee handen de vermolmde kies los zou wringen. Ik zag in gedachten de bebloedde armen al voor me. En toen ik bij hem  voor de deur stond, had het mij niet veel meer uitgemaakt als hij het onding met de platte kant van de schop eruit zou timmeren.

De vooruitzichten waren echter gunstig. Geen omgekeerde staldeur als operatietafel, een keurig nette tandartsstoel. Met boven me een digitale voorstelling van een aquarium. Hij had ook moderne instrumenten, die hij echter twee keer uit zijn poten liet vallen. Zijn assistente raapte het op en liet het vrijwel geruisloos in een steriliseerbak vallen. Ik vroeg mij af waar die behendigheid vandaan kwam. Er moest geboord, en de klem op mijn kies draaide hij per ongeluk ook op mijn lip. Hij vroeg vriendelijk of ik die zelf even naar onderen wilde trekken. Na de verdoving ving hij onmiddellijk aan met boren, en toen ik een halve meter omhoog schoot en de boor vervaarlijk over een aantal andere tanden ratelde, nam hij direct maatregelen door een kleiner boortje te nemen. Toch een goede inschatting.

De verdoving was ’s avonds uitgewerkt en een keten van pijnscheuten trok door mijn beide kaken. Mijn tong bonsde tegen mijn gehemelte als een ouderwetse Zwartepiet op een keukenraam en zelfs een liter Eau de Vie bracht geen soelaas. Twee dingen leerde ik hieruit: dorpelingen hebben altijd gelijk.

En sommige laatste dingen kun je beter aan je fantasie overlaten.

Hugo Luijten
Werd geboren, vermoedelijk dan. Of gevonden, men is er mee bezig. Woont volgens aanwijzingen van zij die het kunnen weten in Antwerpen. Veel columns gaan dan ook over het leven in de Scheldestad. Veel ook niet trouwens. Sterker, de meeste columns kennen een ander onderwerp. De vergelijking Nederland-België bijvoorbeeld. Of de stand van zaken in de duistere kroegen die hij frequenteert. Of over zijn zoontje, waarover onlangs het boek 'Baby C' verscheen. Voorts zijn al zijn megalomane projecten te bewonderen op zijn website www.hugoluijten.be

2 Reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *