Ik moest vreselijk plassen, dus liep ik het eerste het beste cafeetje binnen. Blijkt het Japans te zijn, en ook in Japan, terwijl ik zonet gewoon in Nederland was, of was het toch niet zo? Je weet het tegenwoordig ook niet meer. 2 WC-deuren. Voor mij 2 zuid-aziatische meiden in gogogirlsattributen, dwz non-attributen, enkel een glitterbikini en hoge haken. Ze openen de verkeerde deur – die van de mannen-WC, en giechelen terwijl ze over iets heen stappen. Ik wil ze nog wijzen op de vrouwen-WC (ervan uitgaande dat ze geen Japans kunnen lezen) als ik zie dat eentje haar piemel uit haar broekje haalt. Travestieten stel ik gelaten vast en ik pak de andere deur. Als ik de deurknop dicht draai gil ik keihard: die zit onder het bloed. De hele wand zit onder het bloed. Ik wil eruit, maar dan moet ik de draaiknop weer aanraken. Dilemma.
Ik raap mijn moed bij elkaar en bijt erdoor heen. Dan zie ik dat waar ze overheen stapten een dode man is. De toog is een paar meter tegenover (het is een miniklein eethuisje, zoals je ze veel hebt in Tokio). Ik wil de bediening waarschuwen maar weet verdomme niet meer hoe je “Er ligt een dode man daar” zegt. Ik stamel wat. De politie wordt gebeld.
Als die aankomt blijkt de detective niemand minder dan mijnheer Oud Zeikwijf te zijn. Een kennis fietst voorbij: “Goh, ben jij op die zaak?” Ik word wakker van een niet op te houden drang om te plassen. そこ死んだ人いる dát moest ik zeggen! Hoe kon ik dat vergeten zijn? Meestal spreek ik juist beter Japans in dromen dan in werkelijkheid. Het gordijn van vergetelheid wordt als het ware opgetild.
Uitgerekend dat, en niets anders, was de inceptionbug die mij in de droom vertelde dat het niet klopte.