1.
Ik schrik wakker uit een vrij diepe slaap. Onze kinderen trippelen richting ons bed. Het zal wel iets voor zeven zijn. Of beter gezegd: iets voor acht, want de zomertijd is ingegaan.
Ze hebben allebei hun nieuwe plastic dolkjes in handen, die ze de dag ervoor van hun moeder hebben gekregen.
Hoewel het eigenlijk mijn beurt is om op te staan, mag ik verder slapen. Ik ga naar de kamer van mijn zoontje, klim in zijn bed en kruip onder zijn deken. Ik trek mijn benen op opdat mijn voeten niet onder het iets te korte dekbed uitsteken.
“Een piraat slaapt altijd met zijn zwaard naast zich”, zegt mijn zoontje. “Want weet je, als er dan een andere piraat in zijn kamer komt sluipen en die wil hem aanvallen, dan heeft hij zo meteen zijn zwaard klaar.”
“Maar wat dan als zijn moeder de kamer in komt?”, vraagt zijn moeder.
“Hoe bedoel je?”
“Nou, als z’n moeder dan komt, dan valt ie zijn moeder aan!”
“Ja, hallo!”, zegt mijn zoontje, “een piraat woont op een schip, daar komt zijn moeder toch niet.”
“Piraten slapen niet als het donker is”, zegt mijn dochtertje.
“Ja hallo!”, zegt mijn zoontje, “piraten bestaan helemaal niet. Behalve in Afrika.”
“En in Indonesië”, roep ik vanuit de andere kamer.
“Jij zou slapen”, roept mijn vrouw.
2.
Mijn kinderen willen zich verkleden. Ik help mee. Het lukt toch niet meer om de slaap te vatten. Mijn zoontje vraagt of hij geschminkt mag worden. Ik zeg toe. Gisteren was ik de hele dag weg terwijl het zaterdag was. Ik sta bij mijn vrouw en kinderen bekend als grenzeloos, maar vandaag is dat wel geoorloofd. Mijn zoontje wil wat zwart met rode strepen op zijn gezicht. Mijn dochtertje wil als Hello Kitty. Vaak wil ze er nog iets bij. Hello Kitty gemixt met Spiderman bijvoorbeeld. Vandaag is het gewoon Hello Kitty. We vinden een maillot, een streepjesshirt, een piratengilette met en doodshoofd erop. Mijn dochtertje heeft haar piratenkloffie al aan.
Mijn zoontje staat erop dat hij eerst mij schminkt. Ik krijg een litteken. Daarna ontstaat er enige consternatie wie als eerste geschminkt gaat worden. Mijn zoontje is van mening dat ik hem eerst moet schminken omdat hij mij net had geschminkt. Ik besluit om ze allebei tegelijk te schminken. En begin bij mijn dochtertje. Het wordt zowaar geaccepteerd. Maar omdat het wit maken van het gezicht van mijn dochtertje de nodige tijd in beslag neemt, krijgt mijn zoontje het idee dat ik haar helemaal schmink. De consternatie laait weer op.
“Als ik bij het zwart aanbeland ben, begin ik met jou”, zeg ik tegen hem.
Als ik bij het zwart aanbeland ben, begin ik met hem. Wat verticale strepen zwart, wat rode strepen ernaast. Verder een litteken op zijn voorhoofd. Als ik klaar ben gaat hij in de spiegel kijken. Het is niet goed. Vrij verontwaardigd komt hij terug. Het moet precies zoals toen bij D. Dus ook op zijn kin. En het rood bij het litteken moest tussen het litteken, niet eronder. Ik leg uit dat het bloeddruppels zijn. Hij accepteert het met het nodige wantrouwen. Ik maak nog wel wat extra strepen. Ook op zijn kin.
Hello Kitty is ook klaar. “Vind je het mooi?”, vraag ik.
“Ja stinkerd”, zegt mijn dochtertje. Ooit, nog niet zo lang geleden, was ik stokstaartje. Tot mijn grote trots. Toen ik nog stokstaartje was, vroeg mijn vrouw aan mijn dochtertje hoe zij dan heette. “Stinkerd”, antwoordde mijn dochter in a split second, tot groot jolijt van mij. Maar inmiddels ben ik stinkerd. Soms zelfs ‘stinkerdje’.
3.
“Zullen we nu een zwaardgevecht doen”, stelt mijn zoontje voor. Maar ik wil even de krant lezen. Hij zeurt nog even door. Maar ik zwicht niet. Vaak zwicht ik wel. Dan denk ik: nou ja, eventjes dan maar. En dan ben ik zo weer twintig minuten verder.
Ze gaan een voorstelling voorbereiden. Kussens van de bank. Ze maken kaartjes van origami-papiertjes. Ze zetten stoelen voor de kussens. Mijn vrouw gaat even fietsen. Doet ze graag. Als ze terug is, zal de voorstelling beginnen. Ik lees over het liberalisme van Mark Rutte. Dat hij zich verwant voelt met de eerste liberale premier van Nederland, P.W.A. Cort van der Linden. En hoe laatstgenoemde zich zou omdraaien in zijn graf als hij zou weten wat er van zijn erfenis geworden is. Goed stuk. Van Rutger Bregman.
4.
We zitten op onze stoeltjes. De kaartjes zijn geknipt. Mijn zoontje neemt een aanloop en maakt een koprol. En nog een koprol die bijna tegen de tafel eindigt. Wij klappen. Mijn dochtertje neemt een aanloopt en maakt een zweefduik. Wij klappen. Dat gaat nog zo’n keer of tien achter elkaar door. Mijn vrouw helpt mijn zoontje met de handstand. Daarna is zijn koprol zowaar een overslag. Ons applaus is oorverdovend.
5.
Na het ontbijt vertrekt mevrouw Molovich naar boven om een beetje te werken. Ik begin een zwaardgevecht. “En toen zat jij op je schip”, zegt mijn zoontje. “En toen kwam ik eraan en toen veranderde ik in een Ninjago.” Dat laatste zegt hij met een extra onheilspellende bijklank. Ik vraag me af hoe het komt dat kinderen vaak in de verleden tijd spelen. Dat was in de tijd van Annie M.G. Schmidt ook al, zo weet ik uit een verhaaltje van Jip en Janneke. Het komt waarschijnlijk door het woordje toen, noodzakelijk stopwoordje tijdens het verhalend spelen. Dat dwingt ze tot de verleden tijd. Zouden kinderen in andere talen ook in de verleden tijd spelen?
Mijn zoontje begint te draaien. “TORNADO!”, roept hij. En toen hadden we een zwaardgevecht. Hoewel het er stevig aan toe gaat, vallen er geen gewonden.
6.
Ik zeg dat ik zo even in bad ga. Maar eerst moet ik nog eventjes wat vliegtuigjes vouwen en kleuren. Ze hadden al wat vliegtuigjes gevouwen.
“Dit is de joune toch?”, zegt mijn dochtertje tegen mijn zoon. Joune is de tweedepersoonsvariant van mijne.
Voor extra stevigheid gebruik ik wat lijm. Mijn dochtertje pakt de lijm ook en smeert het hele vliegtuigje ermee in. Ik zeg dat dit niet mag. Zo kun je niet met het vliegtuigje gooien. Straks blijft het aan de kat plakken. Vind ze onacceptabel. De lijm moet bovenop het vliegtuigje. Ze wil het gooien. Ik pak het vliegtuigje af en smeer de lijm zo uit dat er geen dikke klodders meer op zitten. Ze begint te huilen. En ze begin te praten om haar ongenoegen te duiden en haar eisen te stellen. De huilpraat van mij dochtertje is een van mijn lievelingstalen in deze wereld. Het bestaat louter uit futiele frustraties die bijna onverstaanbaar worden doordat elk woord evenveel aandacht krijgt en elke zin daardoor als één lange brei klinkt, steeds eindigend in een hoog huuuuu!
Ik zeg dat ze er wel een andere papiertje op mag plakken. Maar dat wil ze niet. Wel stickertjes. Maar ik pak het verkeerde stickerboekje. Hier staan allemaal zwarte lettertjes in.
“ENIKHOUNIEVANZWARTHUUUUU!”
“Hou je niet van zwart, sinds wanneer hou je niet van zwart?”
“IKHOUNIEVANZWARTZWARTISSAAAAAIHUUUU!”
Deze was nieuw voor mij. Ik sluit niet uit dat ze deze mening enkel even voor het moment heeft aangenomen. Maar ze weet het met overtuiging te brengen.
“ENGRIJSISOOKSAAI ENLICHTGRIJSISSAAIHUUU! ENLICHTZWARTISOOKSAAIHUUU!”
Een kernachtigere kritiek tegen Vijftig Tinten Grijs moet ik nog tegenkomen.
Ik vind zowaar een sticker/kleurboekje zonder al te veel zwarte lijntjes. De rust keert weder. Onder haar ogen is Hello Kitty meegesleurd door rivieren van tranen.
7.
Ik stem af op YouTube. Donald Duck-filmpjes. Kan ik even in bad. Terwijl ik mij probeer te verdiepen in een artikel over zwarte Amerikanen en waarom hun leven minder waard is, hoor ik de stem van mijn dochtertje die vanaf de bank mijn naam schreeuwt.
“WAT IS ER!”, schreeuw ik terug.
“WE ZIEN ALLEEN MAAR RECLAME”, schreeuwt mijn dochtertje. De twee uur durende compilaties van Donald Duck-filmpjes worden geregeld onderbroken door google ads van Amerikaanse makelaars en nagellakproducenten.
“LAAT MAAR”, schreeuw mijn dochtertje. Het euvel heeft zich vanzelf reeds opgelost. Kennelijk.
8.
Het is nu een uur of half twaalf. Een groot deel van de gebluste brandjes, de vrolijkheid, het verdriet, de geniale invallen, de momentjes van vreedzame rust heb ik niet kunnen vermelden hier. Wegens geen zin of vergeten. Inmiddels is het buiten begonnen te regenen. En dat zal het de hele dag doen. Het zal zeiken van de regen. Het heeft lang niet zo gezeken hier. Er komt nog een vriendinnetje langs. Ik bouw een hut voor ze. En beneden nog één. Ja, ik ben me daar een tijdje onvermoeibaar.
’s Avonds, tijdens het eten, neuriet mijn vrouw een melodie die mij aan Pullover van Speedy J doet denken. Na het eten zoek ik het nummer op te Youtube. Mijn kroost begint gelijk te dansen. Ik vertel ze dat Speedy J de term gabberen heeft bedacht. Dat zegt ze natuurlijk niks, maar ze hoeven niet alles te begrijpen. Toevallig hadden ze zojuist een drumstel gemaakt van lege Lily-blikjes. Worden er ook even bij gehaald. Daarna S Express. Daarna Pump up the Jam van Technotronic. Daarna MC Hammer met You Can’t Touch This. Ik wil door met Run DMC, maar het is uit met de pret uit de nineties. Ze willen Gummibär-liedjes kijken, de meest belachelijke Eurotrash die een mens zich kan indenken.
De dag zit erop. Het bad wacht. En daarna het bed.
50 shades of grey levert, naar mijn eigen bescheiden mening, zelf de meest kernachtige kritiek door de volgende scene:
*Christian Grey heeft griet over zijn schoot getrokken, en petst haar op de reet. Griet giechelt wat*
Christian Grey, gekweld en dramatisch brommend: “… Welcome to my world…”
Heb je die ook al gezien? Recensie!
Of was dit de recensie?
Nou, dit en dat van uw dochter is wel alles wat het nodig heeft. Wel een aanrader! Hoewel ik heb gehoord dat het boek nóg kutter is. Altijd gaan voor het boek dus.
‘..de joune.. ‘ Geweldig! Mijn zoontje zegt: ‘Die van aa’, plat Antwerps voor het Vlaamse ‘die van u’. De joune dus…
Een keer dat Arnoud Pik alias Mister OZ en ik ruzie hadden ging onze toen 2 jarige nr 2 tussen beide staan, keek naar mij omhoog, trok de eeuwige fles diksap uit zijn kanis en herinnerde mij op dwingende toon: “Papa jouw mijn.”
Mijn was (is?) blijkbaar sterker dan jouw.
Een goede vader bent u hoor!
Die kinder-verleden-tijd is me wat ja. ‘Toen’ is in het Zweeds ‘då’. Mijn kinderen ver-Nederlandsen dat consequent terug naar ‘dan’ met als schitterende rsultaat bijvoorbeeld: En dan was jij mij en dan was ik jou. Met enige regelmaat moet ik de neiging om mijn vingers in mijn oren te steken tegen zoveel taalverslonzing, onderdrukken. Ik schat nog een jaartje en dan hoor ik het nog niet eens meer…toch?!?
Ja, helemaal terzijde, maar ik geloof dat ik op die zondag hetzelfde stuk van Rutger Bregman over Mark Rutte heb gelezen. En ik verlies me dan altijd in de nutteloze confetti die zo’n artikel dan oplevert. Mark Rutte was dus gefotografeerd bij dat stuk voor een schilderij van P.W.A. Cort van der Linden, met zijn liberale kabinet. Alleen: het originele schilderij was (onlangs?) weggegooid bij het vuilnis door een vvd’r. Maar toch staat Mark Rutte met een ongemakkelijke grijns voor dat schilderij. Er is dus een kopie van het schilderij gemaakt? Maar hoe dan? Waar kon die nieuwe schilder zich op baseren? Op een foto? En wie heeft dat dan gemaakt?
Dit moet tot de bodem uitgezocht worden! Subito!