We strandden het Noord-Franse Sugny, het einde van de wereld. Er was niemand, en zij die er waren lieten zich niet zien.
De postbode had het opgegeven, hij lag in zijn gele bestelwagen te slapen. Doordringen tot in dit van god verlaten oord volstond kennelijk.
Dichtgespijkerde huizen, een telefooncel volgeplakt met verregende affiches. Het wreed lachende harmonica-trio ‘Pouchenelle’ op het Fête-Patronale te Saint-Menges van 22 augustus 2009. Zou er volk geweest zijn?
Netelig onkruid, waartussen een hoge roos dapper stand hield in het roze dat alleen Fransen kunnen bedenken.
Op het kerkhof een geit, vastgebonden aan het half ingestorte absoute-kruis. Jezus bungelde tussen de gietijzeren restanten. Een hangjongere, zegmaar.
Glasscherven sierden het graf van Jean-Marie Taton. Alcoholist zeker. Albert Taton moest zelfs nog doodgaan, er stond slechts een geboortedatum op de zwartmarmeren zerk. De familie Taton was oververtegenwoordigd op het natuursteen. Zijn er nog Tatons te Sugny, op Albert na? Ik zou kunnen gaan tellen, maar durfde niet op de brievenbussen te gluren.
Een oude vrouw kafferde op haar hondje. Dat kefte terug. Ze keef verder op haar man. Die zweeg wijselijk.
De vrouw ging naar binnen, waar het rook naar kapotgekookte kool en groene zeep. De man keek het hondje aan. Hij kon het ook niet helpen.
‘Wij Tatons gaan allemaal naar de kloten’, leek hij te denken.
Bizar, maar ook wel praktisch en logisch natuurlijk, alvast je geboortedatum in je grafsteen laten beitelen. Arthur Rimbaud is daar, voor als daar nog een keer iemand strandt, niet zo ver vandaan geboren en opgegroeid.
Arthur Rimbaud ligt in Charleville. Leuk dat je dat weet!