Bonnetjes

Met of zonder muziek’, is doelend op de btw zowat de standaardvraag in België als het om facturen gaat. Al trekt de overheid het net rond boekhoudingen in duizend tinten grijs steeds strakker aan, men blijft wegen zoeken – én vinden- om ‘ze’ te slim af te zijn.

Het uitschrijven van het dunne doorslagpapier komt echter pas tot volle wasdom in Frankrijk.

Zelfs met de grootste schurk onder de Parijse obers, ontstaat er een soort vertrouwensband zodra je een bonnetje vraagt. Dan verruilt de zwarte brigade de onverschillige tronie voor iets dat ik ‘het prille begin van een ontluikende glimlach’ zou willen noemen. ‘Welk bedrag, monsieur?’ ‘Moet ik er een -1- voor zetten?’ ‘Zal ik de komma een plaats opschuiven?’ De man in zwart-wit wil laten zien dat hij het klappen van de zweep kent, zich kan verplaatsen in een wereld waarin men ‘de bazen’ letterlijk alles op de mouw kan spelden. Korte tijd maakt hij deel uit van een geheim complot tegen het grootkapitaal. De stille Opstand der Onderknuppels, die grote sommen gelds wegkapen onder de neus van zich vadsig in zelfgenoegzaamheid wentelende patrons. En hij, de eenvoudige kelner, wiens broek na een dag werken bijna vanzelf over het terras loopt, vormt de onmisbare schakel in dit listige spel van boerenslimheid.

Als je de aangeboden valsheid in geschrifte beleefd weigert, is er nog niets aan de hand. Een enkeling zal even aandringen. ‘Ik kan er twee maaltijden van maken, in plaats van twaalf blonde Leffes, monsieur.’ Een leren schort met kleingeld laat zich de beste mannelijke bijrol in de Wereldrevolutie niet graag ontnemen. Meestal echter, verbetert de relatie nog verder. Een blik van verstandhouding, een knipoog misschien. Het strikje boven een hemd dat ooit wit is geweest, heeft medelijden met de klant. Een klant die kennelijk een omhooggevallen struikrover als chef heeft, wiens enige levensdoel eruit bestaat zijn kantoorezels met zwepen voorwaarts te slaan om ze wreed grijnzend de laatste mogelijkheid te ontnemen een cent bij te sprokkelen.

Ooit was de verkreukelde enveloppe met bonnetjes van mijn Parijse hotelkamer verdwenen. Het kamermeisje had het goed bedoeld, maar voor mij als beroeps-declarist was het een complete ramp. Het ergste was de factuur van de metro, die bedroeg voor mijn reisgezelschap een fors bedrag dat ik zelf zou mogen ophoesten als ik geen bonnetje had. Buiten adem stond ik aan een metroloket, waar ik hakkelend uitlegde wat er aan de hand was. De man in een bedrijfskostuum dat door menig clown als te overdreven zou worden afgekeurd, schreef nog tijdens mijn gestamel de gewenste factuur voor 1500 euro uit. Hij zou er mijn hotelrekening en een nieuwe bedrijfswagen met hetzelfde gemak hebben bijgezet.

Niet dat ik welke verduistering dan ook aanvaard zou hebben trouwens. Mijn budget is vastgesteld door Nederlanders en zit verankerd in hetzelfde beton waarmee de deltawerken zijn uitgevoerd. Het maakt overschrijding tot een zinloze operatie.

Hoe anders gaat dat oostwaarts. In Duitsland, meer bepaald Berlijn. Van oudsher zijn dat toch rode rakkers. Gestaalde kaders, blakend van syndicale trots, klaar om de witte boorden levend te villen of op zijn minst in hun brievenbus te pissen. Maar uitgerekend daar heb ik nimmer een dergelijk aanbod gehad. In tegendeel: ik werd er ooit zelfs een kroeg uitgeborsteld toen ik het in mijn hoofd haalde om ter vervanging van het kassabonnetje naar een factuur te vragen. Facturen? Dat was iets voor zakenmensen, zakkenvullers, politici en profiteurs. In Berlijn wat aan de zwier gaan op kosten van de belastingbetaler zeker? Ik kon iets met zijn ‘fettes Arsch’ doen dat op deze plek beter niet herhaald wordt. Als de Wereldrevolutie uitbreekt, komt hij mij met een honkbalknuppel opzoeken om me alsnog de hersens in te slaan. Dat laatste zag ik hem slechts denken, maar toch.

Het merkwaardige is, dat zowel de Parijse ober als zijn Berlijnse collega dezelfde beweegredenen hebben. Hun pijlen richten zij op het grootkapitaal en al wat vals is. Een vergelijkbare revolutionaire geest kan kennelijk een diametraal tegenovergesteld effect hebben.

Terug bij mijn werkgever in Nederland kon ik het kassabonnetje natuurlijk niet declareren. Geen datum, plaats, btw, stamnummer, stand van de maan, springtij en windrichting. Tegen de regels dus.

In Nederland breekt dan ook nooit een revolutie uit.

Hugo Luijten
Werd geboren, vermoedelijk dan. Of gevonden, men is er mee bezig. Woont volgens aanwijzingen van zij die het kunnen weten in Antwerpen. Veel columns gaan dan ook over het leven in de Scheldestad. Veel ook niet trouwens. Sterker, de meeste columns kennen een ander onderwerp. De vergelijking Nederland-België bijvoorbeeld. Of de stand van zaken in de duistere kroegen die hij frequenteert. Of over zijn zoontje, waarover onlangs het boek 'Baby C' verscheen. Voorts zijn al zijn megalomane projecten te bewonderen op zijn website www.hugoluijten.be

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *