Een boomlange kerel slaapt aan de toog. Volgens de kasteleinsvrouw heeft hij maar twee uur slaap gehad, de afgelopen dagen. Maar ça va’, voegt ze er schouderophalend aan toe. Ze laat hem zitten omdat hij in een wakker moment van tien seconden wel eens een tourneeke wil geven.
De vorige week had hij dat nog drie keer gedaan tijdens zijn aanhoudende dommel. Maar toen bij ontwaken de rekening volgens hem niet klopte, had hij luidkeels geprotesteerd. ‘Van zijnen tak gemaakt’, zegt men in Antwerpen.
Ook nu veerde hij weer met een snurk recht en wapperde met zijn hand. Zonder het zichtbare genoegen dat mensen kunnen hebben als ze iets offreren. Hij zag er alleen maar moe uit. Doodmoe. Hij had dan ook drie zaken. Een tapijthandel, een firma in vloerbedekkingen en een meubelwinkel.
De kasteleinsvrouw was de keer dat hij zo kwaad was geweest echter niet vergeten. ‘Hier tekenene, se moat’ beet ze hem toe en schoof ‘den boek’ met streepjes door een plas bier. Zijn streepjes stonden er ook vast ergens tussen. Hij kriebelde al knikkebollend een rafelige krul over de halve bladzijde en het blond schuimend bier werd uitgereikt aan de aanwezigen.
Voor de laatste pint werd bijgezet sliep hij alweer. Niet met het hoofd op de toog zoals veel anderen, hij bleef rechtop zitten. Althans het lichaam deed een moedige poging in die richting. Maar telkens zeeg zijn gestalte met een schok ineen, alsof hij een pop was waarvan de marionettenspeler er plots de brui aan gaf.
‘Seg zoude ni eens naar huis gaan?’ Een goede kasteleinsvrouw waakt over haar kinderen.
Hij keek haar met lodderige ogen aan. ‘Thuis? Dor beginnet pas’ mompelde hij, en sukkelde weer weg om even later wakker te schrikken. De man gleed van zijn kruk en slofte naar het toilet. Daar viel hij weer in slaap.
Ik hoop voor hem droomloos.
Ik zie een nieuwe categorie aan den Horizon verschijnen voor briljante bijdragen over slapende levensverhalen uit het Vlaamse: “Snurks”
Wie weet Fnark, wie weet..