We mogen niet aftakelen.
Daar denk ik aan tegenwoordig. Aan aftakeling. Aan het goede van aftakeling. Mijn tante Euphrosine placht te zeggen: “De natuur heeft het expres zo gedaan dat pubers zo onuitstaanbaar zijn. Anders lieten we ze nooit gaan.” Zoiets is aan de gang met de ouderdom. Het is de puberteit aan de andere kant van je leven. It MUST suck. Als het allemaal vlekkeloos ging en je je kiplekker bleef voelen dan wilde je toch nooit meer dood?
Eigenlijk was dat rotten van die kiezen zo gek nog niet. Met 40 jaar vielen ze één voor één uit je mond, tegen de 50 kreeg je er 4 nieuwe voor in de plaats en tegen de 60 waren ze versleten, kon je niets meer eten en ging je dood. Een prachtmechanisme!
Pijntjes overal, steeds meer: op een gegeven moment zeg je: alsjeblieft laat me gaan.
Dik en lelijk worden: geweldig! Niemand vindt je leuk meer. Eenzaam en alleen stelt het leven niet veel meer voor en smeek je om gecremeerd te worden.
Maar nee. 21ste eeuw mensen! Gebotoxed, gebeugeld, geamalgaand, gechemoëd worden we tot het bittere einde opgelapt. En als dat allemaal niet genoeg was wordt ons een minidefibrillator onder de huid geïmplanteerd. Zijn we eens toch nog dood aan het gaan worden we terug gehaald. Kunnen we weer helemaal opnieuw beginnen.
Ja, zo is het.