Zeven jaar geleden begon ik op Panzerfaust de Bijbel Lees Sessies. De hoogste tijd om de draad weer op te pikken. Maar voordat ik dat doe, even alle afleveringen tot nu toe. Dit is aflevering 18.
Nadat Jakob zich met zijn broer Esau heeft verzoend, vestigt hij zich in het land Kanaän. Voor honderd geldstukken koopt hij een stuk land bij de stad Sichem, van de zonen van Hemor. Een van die zonen, net als de stad Sichem genaamd, laat zijn oog vallen op Dina, dochter van Jakob en Lea, de oerlelijke zus van Rachel. Kennelijk was de appel een flink stuk van de moederboom gevallen, want die Dina scheen het soort hottie te zijn dat menig mansdeel spontaan de kop richting het hemelgewelf deed opspringen wanneer ze alleen maar een beetje doelloos langsliep, zogenaamd op zoek naar de zin van het leven of een stukje stof voor een of ander gewaad.
Met name op Sichem, zoon van Hemor, had zij een enorme indruk gemaakt. Zo’n indruk dat hij haar nam, en bij haar lag, en haar verkrachtte. Zo staat het er. Alsof het de normaalste zaak der wereld is. En alsof dat nog niet schokkend genoeg is, staat er vervolgens doodleuk dat hij zich aan Dina innig had gehecht: “Hij had het meisje lief en sprak tot het hart van het meisje.” (Gen. 34:3) Kennelijk mocht zij hem ook wel, met z’n gladde praatjes. De hoer. Maar goed. Wat doet een gezonde jongeman in die dagen nadat hij een meisje heeft verkracht en vervolgens ondervindt dat de hartstocht wederzijds is? Die vraagt aan zijn vader of hij ervoor wil zorgen dat hij met dat meisje kan trouwen.
En wat doet die vader? Die spreekt een hartig woordje met z’n zoon, zult u zeggen. Die zegt ‘m dat de wereld niet zo eenvoudig in elkaar steekt. Dat je niet zomaar een meisje kunt verkrachten als je haar leuk vindt, en dat je haar niet zomaar kunt trouwen omdat je haar alleen maar nog leuker bent gaan vinden in de nasleep van die verkachting. Zoiets zou de vader wel gezegd hebben, zult u denken. Maar dat heeft u fout gedacht! Andere tijden, andere zeden. De vader van Sichem gaat naar Jakob toe om te vragen of zijn zoon de hand van Jakobs dochter mag vragen.
Bij Jakob thuisgekomen treft hij niet alleen de man des huizes, maar ook zijn zonen, en die zijn niet allemaal even goed te spreken over het gedrag van Sichem. De zonen van Jakob schijnen wat beter opgevoed te zijn dan Sichem, want allen zijn het erover eens dat ‘men zo niet doet’. Men verkracht niet zomaar een meisje en vraagt dan om haar hand. Sichem en zijn vader kruipen door het stof. Geef uw dochters, zeggen ze, dan geven wij de onze. We zijn een respectabele familie. Neem ons land, neem ons vee, noem een bruidsprijs en wij zullen hem betalen.
En Jakob vraagt een bruidsprijs. De voorhuiden van alle mannelijke leden van de stad waarover Hemor de scepter zwaait: “Indien gij ons gelijk wordt, doordat bij u al wie mannelijk is, besneden wordt; dan zullen wij u onze dochters geven, en uw dochters voor ons nemen, en wij zullen bij u wonen, en wij zullen tot één volk zijn.” (Gen. 34:15-16)
Zonder dit met hun mannelijke stadsgenoten te hebben overlegd, zijn Sichem en zijn vader behoorlijk enthousiast over dit voorstel. Sichem, zo is dan wel duidelijk, is zo’n typisch rijkeluiszoontje die denkt alles te kunnen maken, en die ook alles kán maken, omdat hij de volle bescherming van zijn vader geniet. Het zal wel niet voor niets zijn dat de stad naar hem is vernoemd. De vader, self made man, mag dat wel, dat rebelse karakter van zijn zoon. Die andere zonen van ‘m proberen krampachtig in zijn voetsporen te treden. Maar de enige die echt in zijn voetsporen treedt, is degene die nergens wat van aantrekt, die schijt heeft aan wat er van hem verwacht wordt. Zoals hij zelf vroeger was, zo is Sichem. Heel anders dan al die slijmjurken, die aarslikkers, die zijn uiteindelijk geen knip voor de neus waard. Dus, zo redeneert hij, als Sichem dat vrouwtje nou zo graag wil trouwen, dan snijden wij toch allemaal onze voorhuid af.
En ja hoor, als ze aan hun stadsgenoten uitleggen dat iedereen zijn voorhuid moet inleveren, in ruil voor de mogelijkheid met een van Jakobs dochters te trouwen, is er niemand die hier ook maar het geringste bezwaar tegen heeft. Uitstekend plan, meneer Hemor. Wat heb ik er trouwens aan, aan zo’n voorhuid? Zit alleen maar in de weg bij het ruiken aan m’n eikel! Weg ermee! Hadden we veel eerder moeten doen. Heeft er iemand een mes bij zich? Ja, hier! Mooi. Vort met die voorhuiden!
Waar ze alleen niet aan gedacht hadden, was aan de zo broodnodige hygiëne, met als gevolg dat drie dagen later heel het mannelijk deel van de stad ligt te creperen van de pijn aan de snikkel en zo een zeer gewillige prooi vormt voor Simeon en Levi, zonen van Jakob en broers van Dina, die hun zuster wreken door al wie mannelijk is met een zwaard te doden. “Ook Hemor en zijn zoon Sichem doodden zij met de scherpte des zwaards, en zij namen Dina mee uit het huis van Sichem en gingen weg.” (Gen. 34:26) De overige zonen van Jakob plunderen op hun beurt de stad, nemen al het kleinvee en rundvee mee, hun ezels, en ook hun vrouwen en kinderen en alles wat in hun huizen was.
Vader Jakob sputtert nog wat tegen. Of dat nu nodig was. En of ze niet hadden kunnen bedenken dat dit de nodige problemen zou opleveren. Want dit zal wel niet onopgemerkt blijven in het land waarin zij te gast zijn. Men zal tegen ons in opstand komen. Wij zullen uit onze huizen verjaagd worden, als we het al overleven. Maar de zonen van Jakob willen van geen protest weten: “Mocht hij soms onze zuster als een hoer behandelen?” Ja, lieve kinderen, eerwraak is niet alleen iets van het hier en nu.
In de daarop volgende hoofdstukken vertrekt Jakob, met de hulp van God, uit de geplunderde stad, sterft zijn vrouw Rachel tijdens de geboorte van hun zoon Benjamin, sterft Jakobs vader Isaak op honderdtachtigjarige leeftijd en begint het verhaal van de vervelendste en meest zelfingenome kwast uit Genesis: Jozef. Maar daarover de volgende keer.
Bloggen is leuk, heel leuk zelfs maar een boekie “Bijbel tot de Max” zou echt heel fijn zijn! Hoop dat je al druk met uitgevers in de weer bent…
In de tijd van de ‘Stijloefeningen’ had ik zoiets ook geopperd. Zonder al te veel succes overigens.
Het was me voorheen zelfs al opgevallen dat in de families van de aartsvaderen Abraham, Isaak en Jakob; geweld, gedeeltelijke incest, bedrog, leugens en narcisme, ook de boventoon voeren en schemer en inslag zijn, net als in de maatschappij van Duckstad.
Abraham was tenslotte getrouwd met zijn halfzuster Sara (zij hadden dezelfde vader maar een verschillende moeder), Sara wilde prompt dat haar voormalige slavin Hagar en diens zoon Ismaël werden verbannen omdat ze die als een bedreiging zag voor Isaak en op zijn beurt zou Isaak een keer hebben gelogen tegen een machtige koning door tegen hem te beweren dat Rebekka zijn zus was en niet zijn vrouw. Overigens was Rebekka zijn achternicht.
Rebekka was toen diep van binnen nogal kwaad op haar man om diens gedrag en ook omdat hij hun oudste zoon Esau, een rebel, voortrok boven Jakob. Zij spoorde Jakob toen aan om door middel van bedrog en leugens diens grootste zegen te ontvangen en toen raakte Rebekka hierdoor Jakob voorgoed kwijt omdat hij voor Esau moest vluchten.
Jakob week daarna uit naar zijn oom Laban en hij werd toen verliefd op zijn nichtje Rachel. Hij wilde met haar trouwen maar zijn hebzuchtige oom buitte Jakob uit door deze eerst zijn oudere nicht Lea op te dringen en daarna Rachel. De laatste voelde zich echter zo verkocht en vernederd door haar vader dat zij uiteindelijk diens afgodsbeelden stal en hijzelf veel meer aan geld en bezit verloor.
En Jakob zou op zijn beurt ook bedrogen worden door tien van zijn zonen die zijn lievelingszoon Jozef, die hij boven hen voortrok, te gaan verkopen en uitleveren aan Egyptenaren!
Hier is weer dezelfde wijze spreuk geldig: je moet het maar hebben van je familie!