De ping

Er zijn mensen aan wie ik een hekel heb, niet veel, maar ze zijn er. Zo bedacht ik me laatst. En zijn er mensen die ik haat? Vroeg ik mezelf verder af. Ja, was het antwoord. 3. Precies 3 mannen haat ik.

Met die waaraan ik een hekel heb wil ik wel omgaan maar dat lukt niet: zodra ze in mijn buurt komen ga ik kokhalzen. Dat is iets somatischs. De mannen die ik haat doen er beter aan helemaal niet in mijn buurt te komen. Ik ben in staat om ze een pets te geven.

Die 3 mannen hebben alle drie iets onvergeeflijks gedaan: achter mijn rug om en jaren van elkaar verwijderd EEN TEKST VAN MIJ AANGEPAST en zo gepubliceerd. Dan is het gedaan: tjak! Het haat-etiket. Stevig geplakt met bisonkit. Ik diepte dat verder in in mijn zelfonderzoek: waarom was ik hysterisch over mijn teksten? Waarom haatte ik die 3 malloten tot in lengte van dagen? Kon ik dat niet een beetje loslaten? Wat konden die gasten mij schelen? Maar hun tronie hoefde maar even voor mijn geestesoog te zoeven en ik wist: ik hak hun kop eraf.

Ik verbaas me doorlopend over het gemak waarmee eindredacteuren de teksten van kunstzinnige schrijvers naar believen aanpassen. Met poëzie hebben ze wel eerbied: daar wordt niet aan gesleuteld. Maar met proza is het elke keer raak, daar moet de stift overheen, de gum, de correctievloeistof en het Groene Boekje. Hoe zouden beeldhouwers reageren als ze een beeld inleverden voor een tentoonstelling en dat verminkt terug zouden krijgen? Met een extra oog daarop geschilderd? Een fijnere neusbrug? Een gelifte borst?

Ik heb letters altijd al in kleur gezien. Dezelfde kleuren wel te verstaan, en dat is constant, in welke taal ook. Ik stond er nooit bij stil, dacht dat dat bij iedereen het geval was. Tot ik vorig jaar een documentaire zag over synesthesie. Het bleek best zeldzaam.

Ik dacht aan de 3 mannen die ik haat en aan die kleuren. Zou dat het zijn? Zie ik mijn teksten als schilderijen? Een subtiele harmonie van kleuren? Die verstoord raakt als je erin gaat wroeten? Dat zou uitleggen waarom ik soms fouten in woorden of in de volgorde van woorden liever behou. Het zou ook uitleggen waarom ik altijd eerst ‘in mijn hoofd’ schrijf. Dáár zie ik die kleuren helder. Minder op papier of op het scherm, waar de letters al zwart zijn ingekleurd.

Het is een hypothese. Er is waarschijnlijk meer aan de hand. Maar het is een gegeven dat bij mij een tekst op een gegeven moment klaar is, goed is. Dan doet ie ‘ping!’ zoals wanneer je tegen een kristallen glas tikt. Rommelen aan een nog-niet-ping tekst is tot daar aan toe, aan een ping tekst een uiterst gevaarlijke onderneming.

Er zijn mensen die dat kunnen: Max Molovich is er eentje. Mijn teksten door hem bewerkt kwamen er nog pinger uit. In het licht van mijn nieuwe ontdekking zou je zeggen dat hij dezelfde kleuren als ik ziet. Navraag leerde dat het niet zo is.

Zo uitgelegd zullen jullie wellicht beter begrijpen dat het mij, in de keuzes die ik voortdurend maak over het schrijven en mijn al dan niet schrijverschap, niet om de lezers gaat, de grammatica, de correctheid of het geld. Het gaat mij om de ‘ping’.

 

 

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

2 Reacties

Laat een antwoord achter aan Rigo Reus Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *