Stof (7)

Ik ontwaakte weer met gefluister. Hugo had mij de avond ervoor mijn kamers gewezen en het had mij niet pang gekost om in slaap te komen. Ik had nog nooit zoveel ruimte voor mijzelf gehad, maar Hugo deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik sliep nu alleen, waar in het kamp zeker dertig mensen sliepen. Het gefluister klonk anders, positiever. Ik keek de kamer rond en zag Hugo en een voor mij onbekende vrouw in de deuropening staan. Ze fluisterden, niet in roddels, maar uit zorg om mij niet te wekken. Ik kwam overeind en allebei keken ze mij aan. “Goedemorgen”

Er was warm water en er was een warm ontbijt. Ik genoot van alles wat ze mij te bieden hadden, maar het was mij nog altijd niet duidelijk wat ze daar terug voor zouden vragen. Hugo bracht weer enige duidelijkheid. Het dorp zocht een leider en die leider was ik. Ik verslikte mij in mijn thee. Hugo vertelde over zijn grootse plannen en verwachtingen. Lang genoeg hadden ze in tenten en grotten geleefd. Het werd weer tijd om zelf dingen te maken, te creƫren, te scheppen. En daar hadden ze een schepper voor nodig. Daarmee bedoelde hij mij. Nam ik maar aan.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *