Beste Pompo,
De regen valt en ik val met de regen.
De bomen om mijn hutje buigen zich voorover en janken met de wolken, terroriseren het dak boven mijn hoofd. Het gekletter van de druppels slaat als een waterval van meteoren in op de vlakte van mijn geest. De kraters die zich in mijn gedachten en emoties vormen, vullen zich met water en vloeien over, tranen die uit mijn ogen rollen.
Tranen die jij altijd opat en omtoverde tot woorden. Het waren goede woorden. Vol kalmte en plezier.
Woorden die als donderwolken boven de tranen gingen hangen en diezelfde verachtelijke tranen het zwijgen oplegden.
Ik mis die woorden, Pompo.
Uilander
[Uit Minotaurus: Stunde 12]