Nu ik deze woorden schrijf, klinkt Willy Mason. En ben ik weer terug in Gent, maart 2007. Het weer was ongeveer zoals nu. Kraakhelder winterweer. Ik had If the ocean gets rough bij de plaatselijke Fnac beluisterd en gekocht. Alleen de eerste tonen van Gotta keep walking hoefde ik te horen om te weten dat het een dierbaar plaatje zou worden.
We hadden met W. en C. Afgesproken. Dronken biertjes in Waterhuis aan de bierkant. Aten in een restaurant waar enkel gefluisterd werd. De gigantische schuchterheid van het dienstmeisje bracht mijn lief op het idee om, nadat we het restaurant hadden verlaten, terug te gaan en precies dezelfde gerechten te bestellen en precies dezelfde vragen te stellen en precies dezelfde discussies te hebben als in de uren daarvoor.
Die avond werd ik ziek. Ik keek naar een film over de laatste dagen van Markies de Sade. Met Geoffry Rush en Kate Winslet. De nacht bracht ik ijlend door.
De volgende dag voelde ik mij als herboren. De trein naar Nederland nam een omweg. We namen de voet van de Ardennen mee en zagen de achterkant van Wallonië, badend in het zonlicht. Als ik Willy Mason opzet, kruipt dat hele weekend weer mijn lijf in. Terwijl ik toen alleen maar de eerste tonen van het eerste nummer had beluisterd.
[Dit stukkie verscheen op Sargasso.]