Van de trap

Mijn zoon is zondagavond van de trap gevallen. Ik stond in de badkamer. GEBOENK GEDOENK GEBOINK GEBOENK hoorde ik. En geschreeuw (van mijn vrouw). In mijn herinnering heb ik ‘m nog opgevangen voordat hij helemaal beneden was. Hij jankte meteen z’n longen uit z’n lijf, dus dat was goed. Ik kon alleen een buil op zijn voorhoofd ontdekken. Precies tussen zijn ogen. Zijn benen en armen leken in orde. Hij had nergens anders pijn. Hij wist nog wie ik was, hij wist nog wie zijn moeder was, hij wist nog wie zijn zusje was, hij wist nog wie hij zelf was.

Mevrouw Molovich belde met de doktersdienst. Ze wilden dat we voor de zekerheid langskwamen. Een uur later zat ik met M. in een bomvolle wachtkamer. Iedereen zat daar gelaten ziek te wezen. M. was de vrolijkheid zelve. Hyper omdat hij naar de dokter ging en omdat hij al lang in bed had moeten liggen. Hij omringde zich met garages en poploze poppenhuizen en van die halve bomen. “Brand”, riep hij terwijl hij een pandabeertje in een poppenhuisje deed. “Brand!” Op een gegeven moment was ie stil. “Gepoept”, zei hij. Wij naar de wc. Er was geen commode. Ik liet ‘m op de grond liggen terwijl ik ‘m verschoonde. Daarna begon hij door het ziekenhuis te rennen en riep hij “BRAND! BRAND!”

De dokter kwam. Alles leek goed. We hadden geluk gehad. Gelukkig heeft M. een lichaam van rubber en een kop van beton. M. speelde met de omkleedgordijntjes, terwijl de dokter vertelde dat wij hem elk uur even wakker moesten maken. Voor de zekerheid. Dat hebben we gedaan. Alles is weer goed. M. heeft de dag erop vaak de zieligheidskaart gespeeld. Die avond wilde hij alweer alleen de trap af. Ik moest in een andere kamer staan. Dat weigerde ik. Kregen we ruzie over. We kwamen tot een compromis. Alleen de laatste drie treden mocht ie zelf nemen terwijl ik een paar meter verder buiten beeld stond. De laatste trede nam hij met een sprong. Hij knielde voorover en deed alsof hij huilde. “Ben je van de trap gevallen”, vroeg ik quasi-bezorgd. “Jaa!”, jammerde hij. Zoals we dat elke dag doen voordat hij in bad gaat.

Max Molovich schrijft op Nurks voor zijn lol. Bij Kleverman doet hij ongeveer hetzelfde, maar dan in opdracht.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

2 Reacties

Laat een antwoord achter aan Ben Hoogeboom Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *