Telefoon

Ik zat in de trein van Utrecht naar Amsterdam. Te lezen in Naar de Overkant van de Nacht van Jan Van Mersbergen. Ik had mijn zoon weggebracht bij zijn opa en oma. In de stoeltjes links voor mij zat een stel van ergens halverwege de twintig. De jongen zat aan de telefoon.

Hij deed weinig moeite zijn stemvolume te drukken. Je kon alles woord voor woord horen. Ik luisterde niet, want ik zat de dronken hersenspinsels en observaties en avonturen te lezen van Ralf, voormalig schipperskind, stiefvader van twee doofblinde meisjes en thans veerman tijdens vastelaovend, het Limburgse carnaval.

Omdat ik in mijn boek verdiept was, had ik geen zin om me aan het belgedrag van de jongeman te storen. Anderen deden dat wel. Eén meisje waagde het om er na twintig minuten wat van te zeggen. Tegen de vriendin van de beller, want de beller zelf was te druk bezig met bellen om aangesproken te worden.
“Is het echt nodig om zo te bellen dat iedereen kan horen”, zei het meisje tegen de vriendin van de beller. De vriendin van de beller zei dat ze niet in de stiltecoupé zaten, dus dat er niks aan de hand was. Het protesterende meisje vond dit een kulargument. Een ouder echtpaar viel haar bij.
“Sorry”, zei de beller tegen de gebelde en hij richtte zich tot zijn vriendin: “Wat is er?”
“Ze vinden het vervelend dat ze alles kunnen horen wat jij zegt”, zei de vriendin van de beller.
“We zitten hier toch niet in een stiltecoupé”, zei de beller. En ging weer door met bellen. Zonder zijn volume aan te passen.

Dat ging nog even door. Op een gegeven moment begon ik me er ook maar mee te bemoeien. De beller was inmiddels klaar met bellen (“Oké, mazzel, zie je… ik spreek je snel… ja, precies… oké! Groeten aan Wendy, mazzel, doei… doei… oké man… doei”) en vroeg nogmaals wat nu precies het probleem was, want hij was expres niet in een stiltecoupé gaan zitten. Hij mocht zo hard praten als hij zelf wilde, dit was immers de openbare ruimte.
Ik probeerde uit te leggen dat je in de openbare ruimte rekening houdt met de ander, wat niet betekent dat de ander maar alles moet tolereren wat jij doet. Ik haalde een stokpaardje van me van stal: vroeger zat de telefoon aan huis vast, nu kun je je telefoon meenemen, met als gevolg dat iedereen maar denkt dat ze overal kunnen bellen alsof ze thuis zijn. Maar dat zou helemaal niet normaal moeten zijn. De openbare ruimte is van iedereen, niet van de luidruchtigste.

De beller en z’n vriendin begrepen het probleem werkelijk waar niet. Als je je eraan stoorde, kon je toch ergens anders gaan zitten? Wat was het verschil met twee mensen die met elkaar in gesprek zijn? Ik zei dat twee mensen die met elkaar praten meestal, als ze tenminste enige sociale etiquette wilden respecteren, minder hard praten dan iemand die door de telefoon praat. De beller meende dat hij door de telefoon even hard praatte als in een gewoon gesprek.

Inmiddels had het meisje dat begonnen was met het protest haar hoofd afgewend. Te boos, vermoed ik. Wat de vriendin van de beller weer zeer onbeleefd vond. Ze was immers gewoon de discussie aangegaan en had haar godbetere het zelfs met U aangesproken!

Toen het stel even later opstond om de trein uit te gaan, zag ik dat de beller Wij Zijn Ons Brein aan het lezen was, van Dick Swaab. Ik las verder over Ralf, die zich afvroeg af hoe hij zou eindigen. Hij was begonnen als veerman. Inmiddels was hij een kraanvogel. In de Limburgse koude was Lucky Luke bezig met verstoppertje.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

8 Reacties

  1. ‘Wij zijn ons brein’ heeft hem geleerd dat het allemaal toch te laat is om er nog iets aan te doen. Het zit er gewoon niet in bij hem, sociaal gedrag. Het feit dat ie dat boek leest is eigenlijk al een godswonder. Zoiets kan eigenlijk niet. Tenzij hij het verplicht moest lezen, voor een of andere boekenlijst. Ja, dat zal de verklaring zijn.

  2. Vaak ga je ervan uit dat we dezelfde taal spreken en elkaar daarom begrijpen. Vaak is dat helaas niet het geval. Deze tekst is een mooi voorbeeld daarvan. Ik kan daar maar moeilijk aan wennen.

  3. Geen speld tussen de krijgen natuurlijk. Maar als je jezelf de spiegel voor gaat houden zul je ook bij jezelf toch zaken ontdekken die je doet waar anderen zich aan ergeren. Misschien niet hard praten aan de telefoon. Misschien wel iets te hard door een 30km wijk. Of nog even laat buiten zitten zomers met muziek of vrienden. Even toeteren als je ’s avonds laat ergens weggaat. Snel even met de fiets door rood licht racen. Voordringen omdat je haast hebt. Een oude man/vrouw die iets wil vragen voorbij lopen omdat je geen zin hebt 10 minuten iets te moeten uitleggen, etc

    We doen allemaal dingen die anderen meer of minder prettig vinden. Lange reacties op blogs schrijven bijvoorbeeld :)

    Laten we elkaar er op attenderen en onszelf een spiegel voorhouden. En af en toe lekker even iets doen zonder met iedereen rekening te houden. Af en toe hè…

    Henk

  4. Ja, dat is in zekere zin waar natuurlijk. Zo heb ik op de heenreis mijn zoon één keer uit volle borst het refrein van BOB DE BOUWER laten zingen. Dat doet hij graag. Toen hij klaar was en hij aanstalten maakte het hele riedeltje te herhalen, zei ik: “Zo is het wel mooi geweest. De mensen hebben wel genoeg gehoord.”

    Waarop ik iemand ‘ja’ hoorde zeggen. Geschrokken keek ik om en zag een man met zijn neus in een boek, demonstratief verder lezend. “Sorry”, zei ik. Toen hoorde ik dezelfde stem ‘ja’ zeggen. En die stem kwam niet uit de boekenlezer, maar uit een man die een stoel achter hem zat en, jawel, zat te telefoneren.

  5. Je probeert rekening met je omgeving te houden maar af en toe mag je best even iets doen waarvan je weet dat het anderen kan storen. Wat je zegt Henk, af en toe. Zoals je kind lekker hard Bob de Bouwer laten zingen ;-)

  6. Is dat boek van Jan Van Mersbergen wat? Ik luisterde gister naar een radio-interview met hem over dat carnaval in Venlo. Maar voor ik weer met een domper aan literatuur in de trein stap…

  7. Ik vind het heel erg goed. Heb de laatste tijd wat weinig tijd om te lezen, dus heb het nog steeds niet uit, maar het is prachtig geschreven, er hangt een heerlijke melancholische sfeer boven, een constant droevig, dronken geluksgevoel. Je zou bijna zin in carnaval krijgen.

Laat een antwoord achter aan Molovich Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *