Gisteravond was er op Canvas een aardige uitzending over de autosportramp in Le Mans 1955 (83 doden, meen ik), waarbij het ging tussen Mercedes (Duits) en Jaguar (Engels). Een 50-jarige Fransman die reed voor Mercedes vloog brandend de tribune in. Mensen onthoofd et cetera. Het circuit van Le Mans was nog hetzelfde stratencircuit dat vóór de Tweede Wereldoorlog de auto’s 100 km/u had laten rijden. In 1955 waren ze verder: ze reden 300 km/u. Even hard als nu de Formule 1.
Er is nog steeds wel soms een rijder in een Ferrari of een BMW die zich dood rijdt, maar het zijn uitzonderingen geworden. In het begin van de jaren vijftig gingen er twee of drie rijders dood per seizoen. Je beleefde dus wat, als toeschouwer.
Kan dat niet terug komen? Ik bedoel: ongelimiteerde snelheden. De circuits weer wat smaller maken. Scherpe bochten, waarachter zo min mogelijk beschermde tribunes staan. Al is het maar voor één race per jaar. Laat ze Zandvoort nemen: dat is een betrekkelijk smal circuit, en je kunt niet voor ál die toeschouwers die daar in die duinen zitten of staan, een 100% beveiliging maken.
Je weet zeker dat je grote aantallen bezoekers zult krijgen voor zo’n race, want wie wil dat niet zien? Auto’s die hard gaan, en eventueel uit de bocht vliegen! Ook voor Studio Sport, dat het boksen al een te gevaarlijke sport vindt (vanwege de hersenbeschadiging, meen ik) en dus niet uitzendt, zou het een geweldig excuus zijn om eindelijk weer eens échte sport uit te zenden: dood en verderf en pure snelheid! Mart Smeets, die aan zo’n schaatstafeltje zit en dan uitroept: ‘Ja mensen, ik vind het – Rongroets!!! – heel gevaarlijk hier. Ze vliegen hier met 400 of 500 km/u voorbij – Rangroets!!!! – daar is de Red Bull – Rangroets!!! – de kampioen van vorig! Die dáár de bocht niet meer haalt. Over de kop vliegt en maar net dat boompje mist…! We krijgen een nieuwe wereldkampioen! We zullen even moeten afwachten wat de hulpdiensten doen… Ze rijden ernaar toe. O, ik zie het al: hopeloze zaak, hopeloze zaak. Jammer! Jammer voor Red Bull, maar helaas, had hij zijn banden maar moeten laten vervangen!’
Bij Studio Sport weten ze nog niet dat de sporten aan het veranderen zijn. Boksen is al bijna ouderwets gedoe geworden, je hebt nu K1 (met ellebogen). Dan mag je bijna alles. Vroeger had Studio Sport ook fluisterende commentaren bij het driebanden-biljarten. Daar hebben we nu het veel moeilijker snookeren voor.
Ik geef maar wat tips.
Lang geleden heb ik tweemaal de Grand Prix in Zandvoort bezocht. Beide keren verongelukte er iemand dodelijk in een brandende auto. De eerste keer zag ik het van veraf, de tweede keer stond ik er met m’n neus bovenop. Maar leuk was het niet.
Ps: Het gaat om Piers Courage in 1970 en Roger Williamson in 1973. Van beide ongelukken is iets op Youtube te vinden.
Mooi is dat, pleit Ben voor meer dodelijke sporten, ga jij hier de ervaringsdeskundige uithangen. Beetje een domper op de leesvreugde dit, Spencer.
Tja, de realiteit valt vaak tegen.
In diezelfde jaren ben ik niet naar Zandvoort (waar ik nooit geweest ben) maar naar Warmenhuizen geweest, waar een autocross werd gehouden. Daar vloog ook een auto in de fik, ik weet niet of het ook slachtoffers heeft gekost, ik dacht van niet.
Het waren dus de heerlijke jaren dat auto’s nog hup in de fik gingen. Dat gebeurt niet meer, helaas. Ja, in Amerika, bij de Nascar races. Alles is daar van een scherpere realiteit.
Ja, daarom heb je er ook zo veel gelovigen. Ik heb ook een keer gelachen tijdens het kijken naar een autorace. Een Renault toerwagentje vloog hard van de baan op Zandvoort en tolde vele malen om zijn as door de lucht alvorens neer te kwakken. De coureur stapte uit en wilde weglopen, maar hij was zo duizelig dat hij meteen ter aarde stortte. Hij stond op en ging onmiddellijk weer onderuit. En nog een keer. Ondertussen werd hij vanachter de vanghekken van harte uitgelachen door het publiek. Het was trouwens een Fransman.
In het begin van de jaren vijftig gingen er twee of drie rijders dood per seizoen. Ik heb nu soms het idee dat dit van toepassing is op (amateur-) wielrenners en voetballers. Jongens van 23, 25 of 30 jaar die ineens instorten.
Ja, maar toen waren het er dertig of veertig, helden die met doodsverachting rondreden. Als er van zo’n klein aantal mensen een paar sterven, telt dat meer aan dan de huidige wielrenners of voetballers.