Hij heeft het niet vanaf zijn jeugd, vanaf zijn geboorte in Dirkswoud. Zijn jeugd was simpel, normaal voortvarend, hij ging naar de HBS (Hogere Burger School), waar hij talen en boekhouden leerde. Iedereen liep er normaal. Er zijn keurige geleerden uit die HBS voortgekomen, dat werd hij niet, want, zoals hij me zei: ‘Toen ging ik naar het koffiehuis op De Laat in Alkmaar, je weet wel, tegenover de boekhandel van Kühne. Daar werd ik vrienden met een paar roadies die voor de Rob Hoeke Bluesband werkten.’
Die roadies waren ruwe gasten. Grote jongens die wel wat pils konden verstouwen, dat ging Bernard ook doen. Van zijn zestiende tot zijn zeventiende was hij een jaar lang dronken. Er werd ook wel hasj gerookt en cocaine gebruikt, maar dat waren minor problems. Het ergste was de bierinname. En daar is het begonnen, Bernards loopje.
Hij lijkt, inmiddels bijna veertig jaar later, voortdurend bezopen, ook als hij dat niet is. Hij schrijdt niet voort, maar waggelt als een dronkeman over de trottoirs. Zoals Co Stompé zijn darts gooit, zo wandelt Bernard op straat. Het is een Echternachse processiegang, die zowel zijwaarts als voorwaarts wordt uitgevoerd. (Ovrigens mijn excuus aan Co Stompé: het gaat er niet om hoe, het gaat er om dat je de pijltjes in de triple twenty gooit.)
Het vreemde is dat zijn loopgedrag normaal wordt wanneer hij zich in grote menigten mensen begeeft, bijvoorbeeld om vijf uur ’s namiddags op het Rokin te Amsterdam. Maar in Dirkswoud wordt hij niet nagewezen: Bernard kan rustig over straat. Wel heeft hij in het verleden steeds moeite gehad om een normale baan te vinden, want de werkgever denkt onmiddellijk: hij loopt zo raar, dan zal er wel een verstandelijk bezwaar ook zijn. En verstandelijk is er niets mis met Bernard: de ‘accumulatieve conversies’ en de ‘vulcanische accommodaties’ rollen hem net zo makkelijk uit de mond als ieder ander.
Bernard werkt al dertig jaar in het Dirkswoudse Werkhuis. Hij begon daar met werkzaamheden die tegenwoordig door gevangenen worden gedaan: het samenstellen van balpennen etc. Maar hij zit nu op de financiële afdeling van het Werkhuis, waar hij een zeer gewaardeerd werknemer wordt gevonden. Natuurlijk verschijnen er wel eens getallen her en der op de papieren, maar de getallen zijn allemaal juist, en daar gaat het om.
Ik had eens een vriend die zich ook wat merkwaardig voortbewoog. Telkens als ik hem zag lopen dacht ik: het komt me zo bekend voor, het doet me aan iemand of iets denken. Maar ik kon er niet opkomen aan wat dan wel. Op een avond belde hij me, of ik naar het terrarium kwam kijken dat hij net had aangeschaft. Ik er heen. In het terrarium zaten twee varanen tussen wat stenen. En toen wist ik het: hij loopt als een varaan.