Tanz, Benno! Tanz!

Bernhard von Lippe-Biesterfeld keek naar de wereldkaart die voor hem hing. Dat nu was de wereld. Die behoorde aan hem toe, alleen wist niemand dat nog. Behalve hij. En Mutti natuurlijk. Het blauw tussen de continenten lonkte.

Bernhard likte de envelop dicht. Zijn tong was als een uitgedroogde schuurspons. Dit was vandaag al weer de 238ste envelop waarvan de plakrand de eer had gehad gelikt te worden door de tong van een Von Lippe-Biesterfeld. Het waren uitnodigingen voor het feest ter ere van het 10-jarige jubileum van IG Farben. Een van de enveloppen, de derde om precies te zijn, was geadresseerd geweest aan Reichskanselier Adolf Hitler. Bernhard had de brief drie keer gelezen. Hij speelde met het idee de brief mede te ondertekenen. Waarschijnlijk zou het de Führer niet eens opvallen. Maar misschien ook wel. Wellicht zou de Führer geïntrigeerd raken door die wonderlijke naam. Zou hij op het feest tussen neus en lippen door vragen waarom hij Bernhard von Lippe-Biesterfeld nog nooit had ontmoet. En dan zou men de Führer verbaasd aankijken, om zich vervolgens beschaamd te realiseren dat je de Führer nooit verbaasd aan moet kijken. De Führer is immers onfeilbaar, die stelt geen rare vragen, dus dient nooit verbaasde blikken te ontvangen.

Men zou in die regionen van IG Farben waarschijnlijk niet weten wie dat was, Bernhard von Lippe-Biesterfeld, een naam even welluidend als exotisch. Men zou zich stamelend bij de Führer excuseren om vervolgens razendsnel navraag naar zijn persoontje te doen en tot de ontdekking komen dat Bernhard von Lippe-Biesterfeld slechts een eenvoudige stagiaire op de postkamer was. Men zou niet aan de Führer durven vragen waarom hij in hemelsnaam een enveloppen- en postzegellikker wilde ontmoeten. Men zou ervan uitgaan dat de Führer daar wel zo zijn redenen voor zou hebben. Redenen die niet meteen doorgrond hoefden te worden. Hij was niet voor niets de Führer. Waarschijnlijk gaf hij met deze opmerking aan dat hij er niet van gediend was louter met hooggeplaatsten van gedachten te wisselen. Hij was de Führer van gans het volk, niet alleen van een verwende elite. De hoge heren van IG Farben zouden zich kapot schamen en niet weten hoe snel ze een limousine moesten laten uitrukken om hem, Bernhard von Lippe-Biesterfeld, naar dat feest te halen. Quasi-verbaasd zou hij zich dan mee laten voeren. Met geheven hoofd zou hij op de Führer toetreden en hem begroeten op de voorgeschreven wijze. Vervolgens zouden ze de rest van de avond babbelen over van alles en nog wat. Ja, zo zou het gaan.

Hij ondertekende de brief, stopte ‘m in de envelop en liet zijn tong maar liefst vier maal over de plakrand glijden, waarna hij de envelop dichtvouwde en in de postzak gooide. In de loop van de dag had hij nog ongeveer 20 andere uitnodigingen mede ondertekend. Het was half vijf. Nog een klein half uurtje te gaan en de werkdag zat er weer op. De 239ste uitnodiging was gericht aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana uit Nederland. Ooit zou hij, Bernhard von Lippe-Biesterfeld, over de zeven zeeën heersen. Dan zou hij dansen, dansen en nog eens dansen.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

5 Reacties

  1. Volgens mij worden zijn werkzaamheden hier schromelijk overdreven. Ik kan me niet voorstellen dat de man geen postzegelbevochtiger heeft gebruikt voor die zegels. Hebben ze het daar ook over in dat boek?

  2. Benno heeft uiteindelijk maar twee sollicitatiebrieven gelikt vanuit zijn Parijse Postkamer. Zijn eerste brief naar de nationaalpopulistische socialisten leverde een Ambt op als Reiter-SS-Unterstalknecht. Toen werd hem duidelijk dat fabulanten im Goethe-Reich niet serieus worden genomen en bood hij in zijn tweede brief zijn diensten aan als Paljas bij vorstin Julijanus van het naburige Fabuland. Het land waar TijlUilenspiegels, Sint&Pieten, gelukzoekers en oplichtertjes als prinsen vereerd worden; het land waar de hoofdstad geen hoofdstad is; het land waar kelderbrievenlikkers bij toverslag witte prinsen te paard worden.

    “Mar Juulchen; Söstdiek, woonst du niecht im Hauftstad?” “Nei Bennochen, in halbgeslosses MondAsylum Maduromsterdam wohnt nur de Hollandische Tijl die immer neben de Uilenspiegel piest.”

Laat een antwoord achter aan Roderick Cole Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *