Ontruiming

Het is stralend oktoberweer op deze 1ste november. De platanen van het Kwekkeboompleintje hebben hun goudkleurige tooi opgezet. Onder hen staan twee pantservoertuigen geparkeerd, en daartussen een busje van Ruitenheer Calamiteitendienst – met ruitjes op de i’s, dat spreekt. Ze zijn een gekraakt pand  boven het Kruidvat aan het ontruimen. Een mooi gebouwtje, keurig netjes, van schone bakstenen van een  lichtere kleur dan normaal en opnieuw gevoegd, met houten kozijnen strak in kakkineuze 9001-kleur. De topgeveltjes aan weerskanten bevatten vijfkantige ramen. Zo’n huis moet je niet kraken, dat zie je zo.

Daar tegenover staan nog twee van die wagens, en nog eentje richting Hema, plus een ambulance. De rest is al vertrokken naar de Vrolikstraat, de volgende in een ontruimingsronde van 35 op die dag gepland. Of naar de 3de Oosterparkstraat, kan ook.

Om 8 uur die ochtend was het wel anders. Mijn tram stond klem op de Linnaeusstraat. 20 ME-bussen waren lukraak tussen de Etos en de Kruidvat gedeponeerd, tot op de rails. De tram  kon geen kant op. Een agente wurmde zich tussen de twee voertuigen en klapte de achteruitkijkspiegel met haar gummiknuppel dicht. Stap voor stap kroop de tram vooruit – hij duwde lijfelijk het voertuig opzij, als een bevalling. Toen hij eindelijk vrij kon rijden steeg er een zucht van verlichting op in de wagen.

Wie gaat dan ook in de spits ontruimen? Een halfuurtje later zit iedereen op zijn kantoortje en is het verkeer opgelost. Maar dat blijkt gewoonte te zijn – ontruimen doen ze altijd bij het krieken van de dag.

Een mooie meid staat voor de deur van nr. 72. Ze heeft haar helm afgedaan. Haar lange blonde haar glinstert in de ochtendzon. Twee mannen posten voor de open deur waarop het huisnummer, 70, geschilderd staat, met een verbijsterend keurig kraakpijltje in de 0. Één van die agenten drinkt water uit een petflesje, naast pamfletten met “Reclaim de Buurt” op de deur geplakt. Een meter verder op de etalageruit van het Kruidvat kleurt een fel roze poster “Make-up actie 75%” prachtig bij het te koop-bord van Snoeck dat op de eerste etage prijkt, eveneens fushia, en bij de wasmand die een klant zojuist uit de winkel meetroont. De kerstverlichting hangt al in de straat: een grote wereldbol bezaaid met led-lichtjes torent pontificaal naast de ME’ers. Ik vind dat symbolisch, al kan ik niet bedenken waarvoor.

Geen spoor van geweld.  Het plastic gevelbord van New York Pizza is door en door gebarsten maar dat heeft niets met de ontruiming te maken. Om half elf heeft winkelend publiek het gebied bevolkt. Een echtpaar loopt langs met een poster die ze zojuist hebben laten inlijsten bij de Fotostudio. Ook zij laten zich niet ongerust maken maar lopen rustig door de ME’ers – je gaat er haast van vrezen voor het glas dat ze vasthouden. Een vrouw van middelbare leeftijd loopt breed glimlachend langs met haar boodschappentas. Een buurvrouw staat op haar balkon naast haar groene tafeltje en haar roze stoelen. Ze tuurt in de verte, handen in de broekzakken. Het is ook zo’n mooi weer. Het is werkelijk de allerrustigste ontruiming die ik ooit meemaakte. Je zou die haast gezellig noemen.

Twee krakers hebben hun armen in olievaten vol beton gestoken (de lock-on-methode). Ze worden los gezaagd. Dat duurt eeuwen. Politie en journalisten – meer bekijks heeft het gebeuren niet getrokken – blijven keurig buiten wachten, gezellig met elkaar keuvelend. De cirkelzaag blijft bezig. De ramen van het gekraakte object staan wijd open doch je hoort het gekrijs der zaag amper door het kabaal van een gewone dag in een hoofdstedelijke winkelstraat. Een rookwolk vliegt door het open raam. In de verte loeit een sirene – zijn ze elders wel gaan matten? Dan een korte schreeuw: hebben ze hem geraakt met de zaag?  Een ambulance raast voorbij, in de verkeerde richting. Was het OLVG vol? Moest ie naar het AMC? Voor hetzelfde geld haalt ie een gewone patiënt ergens op, iemand met een beroerte of een hartaanval, die niets met de ontruimingen te maken heeft. Dat kun je je op zo’n moment niet voorstellen. 35 ontruimingen: er móet ergens in de stad zijn gevochten.

Ik krijg ruzie met een fotograaf over het woonbeleid. Hij wil graag dat Amsterdam een vrije markt wordt net als New York. Ik herinner me Parijs, en huiver. De jongens en meisjes die er coûte que coûte wilden wonen, met hun velen in krappe kamertjes, en die onoirbare dingen deden om de torenhoge huren maar te blijven betalen. Ik weet nog de opluchting bij het ontdekken van Amsterdam, het sociale woonbeleid dat jongeren het mogelijk maakte om etages voor een fatsoenlijk bedrag te huren. Destijds mochten Amsterdammers hun kinderen alvast bij een woningbouwvereniging aanmelden: met 18 jaar waren ze dan opgeschoten in de wachtlijsten. Nu trekken geboren Amsterdammers aan het kortste eind.

De cirkelzaag komt naar buiten. De ME’ers hebben stoffige overals aan. Ze dragen brandblusapparaten, dekens, een plexiglasschild. Een vrouw staat voor de open deuren van het busje met een stapel rieten schilden in de armen gekneld. Ze laden de spullen in de wagen en vertrekken. Nog geen spoor van de krakers. De busjes van Ruitenheer staan werkeloos. Na twee uur stapt een ruitenheer uit zijn busje en gaat van lieverlee iets nuttigs doen. Hij haalt een trappetje uit de achterbak, ontvouwt hem op het fietspad en klimt erop: hij gaat de ladders op het dak vaster sjorren –  ze hebben toch niets anders te doen. Spoedig vertrekken ze. De buurtregisseur komt op zijn mountainbike even langs om een babbeltje te maken met twee agenten “met de platte pet” die er ook zijn. Of beter gezegd: één agent met de platte pet. De andere heeft zijn pet niet op. Hij is groot en kaal. Die met de pet is klein en etnisch.

Een groepje ME’ers in volledig tenue brengt een nieuwe slijpschijf naar binnen; was de slijptol niet eerder weggevoerd? Om kwart voor elf stopt een geldwagen van Brinks pontificaal op de tramrails. Daarachter ontstaat een ophoping van bussen en trams. Het komt legerachtig over maar heeft niets met de ontruiming te maken, ze komen gewoon de kasopbrengst ophalen bij het Kruidvat.

Een vrouw met een nikaab en een ringetje in de neus vraagt mij wat er aan de hand is en roept uit: “Die jongens en meisjes ken ik! Echt lieve mensen! Normale mensen.” Een bolderkar tot de nok toe gevuld met peuters houdt halt pal voor de open deur waardoor de krakers elk moment afgevoerd kunnen worden. Er wordt zelfs een baby uit getild, en ermee gecommuniceerd. De ME’er van dienst staat er wazig bij te glimlachen. Het is 11 uur. Ik verwacht niet dat er vandaag nog dooien zullen vallen en keer terug naar huis. De krakers zullen gewoon afgevoerd worden.

Bij het 18 uur-journaal op AT5 hoor ik dat de krakers op dat uur nog niet zijn bevrijd uit hun betonnen omhulsel. En dat het Amstelstation ook maar werd ontruimd. Dat was niet gekraakt, nee. Daar lag een nepbom.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *