Mijn liefste,
Wat deed je daar nu? Je weet toch dat ik het niet zo meen. Dat ik soms niet weet wat ik zeg. Waarom vertelde je me niet dat je wilde slapen? Ik had je kunnen helpen. Ik had je hand kunnen vasthouden en kunnen zeggen dat hij het niet zo had bedoeld. Ik had je op het hart kunnen drukken dat ik je zou redden.
Ach, liefste, hoe je daar lag! Zo mooi. Zo kwetsbaar. Ik heb een enorm zwak voor slapende mensen. Ze lijken zoveel vertrouwen te hebben. Ze zijn zo zonder aarzeling. Zo vredig. Zo in harmonie met de wereld. Hoe je daar lag. In je jas gekropen. Of sliep je niet? Was je aan het luisteren naar het koude metaal? Het koude metaal heeft heel wat te melden. Je moet er alleen voor open staan.
Ik liep eens over straat toen ik een oude metalen kast zag staan. Hij vertelde me dat God niet boos was op de mensen. Alleen een beetje teleurgesteld.
Ze hebben de metro voor je stil gelegd. Als dat geen liefde is!
Kom terug.
Je man
(Met dank aan René van Densen van Kutbinnenlanders voor zijn oplettendheid.)
Verontrustend, broeierig stukje, dacht ik eerst. Tot ik de link aanklikte. Gelukkig, ze leeft nog.
Mogen ze nog een lang en gelukkig leven leiden.
Wat fijn toch voor de Verwarde Man dat hij een Verwarde Vrouw heeft! Of juist niet fijn? Sowieso niet? Of had hij beter een Gewone Vrouw kunnen hebben?