Ik werkte op een drukkerij (Drukkerij Van Meersen) te L., 10 kilometer van mijn huidige woonplaats die ook mijn toenmalige woonplaats was. Ik reed ’s ochtends op mijn Zündapp de 10 kilometers naar mijn werk, en ’s avonds reed ik ze weer terug, onderweg stoppend bij een kleine supermarkt te H., waar ik mijn inkopen deed. Met die inkopen maakte ik mijn maaltijden, en ’s avonds genoot ik thuis van Bach, Byrd, Gontsjarov of Toergenjev. Bij muziek van na 1750 of literatuur van na 1860 voel ik mij niet senang, dus dat lees ik niet en beluister ik niet. U begrijpt wel dat een leven tussen radio’s met knetterharde moderne popmuziek not my cup of tea is. Het ging jaren achtereen goed, totdat het kleine supermarktje te H. ophield te bestaan, en ik genoodzaakt was een ander adres te zoeken. Ik vond, met ongeveer één kilometer omrijden, te A. een supermarkt.
Nu lijd ik aan heimwee. Ik ben geboren in het kleine W., hier 6 kilometer vandaan, waar ik nog steeds elke stoeptegel ken. Voor een zetter (want dat was mijn beroep, zouden ze in oude boeken schrijven) is die heimwee geen probleem. Een licht-neurotische, introverte persoonlijkheidsstructuur en een planmatige kijk op het leven zijn daar zelfs welkom, en een zetter moet niet houden van onverwachte wendingen. Ik was dus een gewaardeerd medewerker.
Een probleem was die heimwee alleen in de zomertijd. We hadden drie weken vrij en dan moest je toch erna vertellen waar je niet allemaal was geweest. Ik moest me dan ook dwingen om op mijn Zündapp naar ‘het wonderschone Hollum, ‘het betoverende Geuldal’ of ‘het feeërieke Vechtlandschap’ te rijden. De anderen die bij Van Meersen werkten, waren dan wel naar Griekenland, Spanje of zelfs naar de Bovenwindse Eilanden geweest, ik zocht de schoonheid vooral in eigen land, zei ik, en ik verzon nog enige landschappelijke bijzonderheden, musea en bruine kroegen waar ik was geweest, en waarvan ik niet ophield vooral de authentieke sfeer te noemen.
De baas van de drukkerij heette Peter van Meersen. Wegens zijn zoetelijke geneuzel (‘doen jullie dit werk wel goed, jongens?’ enzovoorts) werd hij door ons ook wel Pater van Meersen genoemd. Peter woonde met zijn vrouw (het paar had geen kinderen) in een huis naast de drukkerij.
Toen ik weer eens van vakantie op het werk terugkeerde, met mijn verhalen als steeds klaar over ‘de prachtige streek rond Ommen’, waar ik weer vele kleinigheden aan had weten toe te voegen, bleek dat meneer Van Meersen een dag eerder was vermoord: hij was vóór zijn drukkerij overreden, waarschijnlijk door een auto, die was doorgereden.
We werden uiteraard allemaal gehoord door de politie. Mijn Zündapp werd ook bekeken op bloedsporen, maar die zaten er natuurlijk niet op. Ik kon bovendien een adres in Ommen geven, zodat ik een perfect alibi had. Na twee minuten waren ze met me klaar.
Je moet jezelf dwingen, zeg ik altijd. Dat is me deze keer ook prima gelukt.
Prettig stukje, mijnheer Hoogeboom. Prettig stukje.
Meer dwang, meer aan zichzelf opgelegde dwang met name, zou de wereld inderdaad veel goed doen.