Gisteren was Gemeen Kutwijf (GK) dus bij me. Ik zou haar ophalen bij de bushalte, die tegenover mijn huis is, maar ik viel onderweg over de ongeregeld aangelegde trottoirtegels. Daar zal ik de gemeente nog wel eens over onderhouden! Terwijl ik daar lag, kwam Gemeen Kutwijf al aanwandelen. ‘Kunt u mij vertellen waar…,’ vroeg ze. Ik zei meteen: ‘Nee, mevrouw. Geen sprake van!’
Ze liep weer door, en ze liep naar mijn adres toe, zag ik vanuit kikkerperspectief, want ik lag daar nog steeds op de grond. Dus ik stond op en trippelde achter haar aan. ‘Uw kunstenaar!’ zei ik haar. ‘Een dahlia,’ antwoordde ze beleefd. Ik haalde mijn hand over mijn bebloede kaak, en zei: ‘U zei?’
‘Dahlia is mijn echte naam,’ zei ze.
‘Ik blijf u toch maar onthouden als Gemeen Kutwijf,’ zei ik, terwijl ik mijn voordeur opende. ‘Komt u binnen, en kijkt u maar goed om u heen!’
‘Ça ça,’ mompelde ze volgens mij, terwijl ik struikelde over de drempel. Ik stond op en zei: ‘Zal ik u koffie voortoveren, mevroj?’
‘Doe mij maar een barbe à papa,’ zei ze. Vervolgens besteedde ze enige minuten aan het verzorgen van mijn wonden: mijn kaak, mijn rechterknie, mijn beide ellebogen.
Zodra ik weer was hersteld (en ik, tegen de zenuwen van het moment, een Mariënburgje had geledigd), liepen we door de prachtige Boorstraat, in de richting van de diverse terrassen.
Daar was ook een suikerspintentje, overgebleven van de kermis ongetwijfeld. ‘Oh là là!’ kreet Dahlia. Zij ging er op af en keerde terug, of retournait avec deux barbes à papa. Het is belangrijk dat je iets leert, zeg ik altijd.
’s Avonds, toen ze alweer was vertrokken, heb ik nog een abstract kunstwerk gemaakt, met de kleuren blauw, wit en rood, die ik omgespateld heb tot een fantastische creatie.