Noot van de redactie: onderstaande brief was handgeschreven. Bij het overtypen zijn we zo vrij geweest de taalfouten te corrigeren. Dat leest wat prettiger, dachten we. We hebben de strekking van het verhaal zo veel mogelijk intact proberen te houden.
Beste Tom,
Ik schrok nogal van wat je laatst zei. Over journalisten. Dat ze geen werk kunnen krijgen. Ik wil graag dat Aydin later veel geld gaat verdienen, Tom. Ik wil zo graag dat hij de universiteit gaat doen, zodat hij later in een pak met een stropdas kan lopen. En dat hij twee keer per jaar op vakantie kan gaan en veel uit eten. Want dat kan allemaal als je veel geld hebt, Tom. Het enige wat je niet moet doen is gokken. Dat heb ik ook tegen Aydin gezegd, dat hij niet moet gaan gokken. Ik weet wat het is. Ik heb het zelf wel gedaan. Met gokken kun je je leven kapot maken, Tom.
Niets of niemand kan mij kapot maken, Tom. Niemand. Maar als je gokt kun je in de problemen komen. Ik heb schulden gemaakt, Tom. Veel mensen krijgen nog geld van mij. Bij mijn neef heb ik een schuld van honderdduizend euro. Hij vraagt het geld niet van me terug omdat hij weet dat ik maar net aan rond kan komen. Zelf heeft hij een goed leven, Tom. Mijn neef heeft zelf ook gegokt. We hebben een goede tijd gehad samen. Toen ik dertien was probeerde hij het nog uit mijn hoofd te praten. Hij was zeventien en wilde me beschermen. Mijn neef is heel slim, Tom. Zijn telefoon staat niet stil. Hij is de hele dag aan het bellen. Hij is de hele dag aan het praten. Hij kent heel veel mensen.
Ik ben niet zoals jij, Tom. Ik heb mijn school niet afgemaakt. Mijn vader wilde dat ik in de bouw ging werken. Hij werkte bij HBM, de Hollandse Bouw Maatschappij. Veel Turken waren naar Nederland gekomen om bij HBM te werken. Mijn vader regelde een gesprek met de directeur. Toen die vroeg wat ik wilde doen, zei ik dat ik betonstorter wilde worden. Mijn vader was ook betonstorter. Maar die directeur was heel aardig, Tom. Hij praatte veel met Turken. Hij wilde ze helpen. Hij zei tegen mij: ‘jij bent jong. Jij moet geen betonstorter worden. Jij moet naar de streekschool.’ Ik heb dat een jaar gedaan. Twee dagen in de week ging ik naar die school. De andere dagen werkte ik bij HBM als timmerman. Maar na een tijdje had ik geen zin meer om te studeren. Ik ging spijbelen en heb dus nooit een diploma gehaald. Toen de directeur daarachter kwam mocht ik geen timmerman meer zijn. Ander werk wilde ik niet doen, dus ik nam ontslag.
Ik was toen negentien, Tom. Sindsdien heb ik niet meer gewerkt. Ik wil niet werken. Als ik nu zou gaan weken zou ik maar iets van duizend euro verdienen. Dan zou ik geen huursubsidie meer krijgen. Ik zou er dus niets op vooruitgaan. Ik denk erover om een muur in de huiskamer te zetten, Tom. Dan heb ik een extra kamer die ik kan verhuren.
Ik heb een moeilijk leven, Tom. Jij hebt toch psychologie gestudeerd? Misschien kun je me dan wel helpen. Ik denk dat het echt zou helpen als we wat meer met elkaar zouden praten. Ik vind je een lieve jongen, Tom. Daarom vind ik het zo jammer dat je niet zo vaak thuis bent. Wat doe je toch allemaal? Ik wil je nergens toe dwingen, maar het zou voor ons allebei beter zijn als je er wat vaker bent. Dan kunnen we op de bank zitten en koffie drinken. En praten natuurlijk. Dat zou ik heel fijn vinden. Wil je dat voor me doen?
Burak
Ja Tom. Praat eens wat meer met die arme Burak.