Een stofwolk ontneemt het zicht op de wegrijdende postkoets, die mij net heeft afgezet voor het station van dit door god verlaten prairydorp. Een tumbleweed tuimelt over het zanderige plein. Het bord van de verlaten saloon piept in de wind die me voortjaagt naar de Public Library. Het geluid van een lucifer die wordt afgestreken. Knetterend tabak. Van onder hoeden word ik gadegeslagen. Als blikken konden doden had ik nu een kogel of tien in m’n donder gehad. Ik ben op zoek naar een exemplaar van Stijloefeningen van Ray ‘Mad Dog’ McQuno. Ik zoek het al een week of wat, zonder succes. Mijn tocht zet zich voort over een loopplank met aan weerszijden de baringsweeën van een stad in wording. Wat men hier wil, het is me een raadsel.
Voor de Public Library. In de verte hinnikt een paard. In een hoek speelt een man mondharmonica. Ik klop het stof van mijn hoed, maar vlak voordat ik naar binnen ga, houdt een dame me staande. Haar hoepeljurk stuwt een lelieblanke boezem omhoog. Gitzwart haar, hoog opgestoken, een enkele krul accentueert haar porceleinblanke gezichtje. Ik hoor engelengezang als zij met een Frans accent vraagt of dit het postkantoor is. Once upon a time stond hier inderdaad een postkantoor. Ze haalt een vergeelde briefkaart uit haar reistas. Achter haar probeert een man weg te komen op zijn paard. Het gaat wat moeizaam omdat hij zijn paard om onduidelijke redenen achteruit laat lopen. De vrouw kijkt om terwijl ik haar uitleg dat het postkantoor inmiddels elders te vinden is. Ze glimlacht naar me. Verontschuldigend. Lang gerekte mondharmonicatonen begeleiden het wegrennen van de vrouw.
Binnen in de Library. De hoedrand van een sombrero vibreert zachtjes door het gesnurk van de eronder slapende Mexicaan. Een man snijdt een punt aan een stuk hout. Ik zoek bij de M van McQuno. Er zijn aardig wat boeken van ’m aanwezig, maar Stijloefeningen ontbreekt. Damn. Ik ga naar de kaartenbak. Volgens de kaartenbak is het boek wel degelijk daar waar het moet liggen. Ik vraag aan een cowboy die hier werkt of hij begrijpt hoe het zit. De bastaard zoekt mee, maar vindt niks. Hij raadt me aan om een telegram naar het Magazijn te sturen. Die hebben waarschijnlijk nog wel een exemplaar liggen.
Vijftien dagen later krijg ik een telegram terug. Ik citeer het in z’n geheel: ‘Stijloefeningen is aanwezig. Stop. Op de tweede verdieping van de Public Library. Stop. Einde bericht. Stop.’ Ik knal de gringo die mij deze ‘driesterrentip’ gaf overhoop, steel het eerste het beste paard dat ik zie en ren weg op het ritme van de wind de horizon tegemoet. Ik ben nog ver, zeer ver weg van huis, als ik bij een Chinees op een klein pleintje met een enkele boom in het midden cowboylaarsjes voor mijn zoon koop. In de verte huilt een coyote.
Ik heb een paar maanden geleden eens een tekenfilm van ‘The Lone Ranger’ (1980), een gemaskerde cowboy die altijd een blauw cowboy-kostuum draagt en hij heeft een Indiaan, Tonto, als vriend, gezien waarin zelfs in het het Wilde Westen de media gigantisch onder druk wordt gezet als deze de waarheid verkondigen.
In de desbetreffende aflevering ‘Front Page Cover-Up’ (1981) waren Mary en Josh, een broer en zus, eigenaar van een drukkerij in het plaatsje Curville en probeerden zij daar de corruptie van de plaatselijke autoriteiten en de misdaad aan de kaak te stellen. Helaas werd dit niet geaccepteerd door een bende valsemunters die hen beiden gevangennamen waarna zij Mary en Josh geboeid opsloten in een drukkerij om zich later van hen te ontdoen.
De Lone Ranger en Tonto, die overal in het Wilde Westen onrecht en de misdaad bestrijden, waren vrienden van hen en zij wisten aanvankelijk niet wat daar loos was waarna zij op hun beurt door de corrupte sheriff werden aangehouden en opgesloten. Ze ontsnapten niettemin en ze probeerden Mary en Josh te redden van de desperado’s die daarna allemaal prompt, samen met de sheriff, werden gearresteerd.
En toen vroeg een van de boeven verbaasd, gelijk naar vele anderen die de twee helden al eerder waren tegengekomen, en opeens: “Ik vraag me eigenlijk af wie die gemaskerde man precies is?” En het antwoord was daarop: “Het is de Lone Ranger!”
Eigenlijk is het spijtig dat we hier in Nederland niet meer Lone Rangers hebben die misverstanden en kritiek aan de kaak stellen daar geen enkel systeem volmaakt kan overkomen!
In de strip van Suske & Wiske uit 1959, ‘De Texasrakkers’, werd eigenlijk al snel duidelijk dat zelfs gezagdragers in het Wilde Westen soms door en door corrupt, machtslustig of zelfs criminele werden. Dat de helden daar het aan de stok kregen met een gemaskerde boef, Jim Parasijt, die de inwoners van Dump City aanzette tot illegale whiskey stoken, gokken, bankovervallen, vernielzucht etc. was dus al erg genoeg!
Ik heb anders ook nooit begrepen waarom in de strip van 1959 evenmin werd verteld waarom Sheriff Cooper had besloten om Jim Parasijt te worden. Wie weet stond hij toen inderdaad ooit aan de goede kant van de wet maar was hij gewoon jaloers geworden op zijn collega’s om later te ontdekken dat je als desperado veel rijker kunt worden in het Wilde Westen.
Zo vroeg ik me zelfs af of de boef Slungel Slinger (de snelste schutter) geen familie was van Cooper daar ze allebei erg veel op elkaar leken en zelfs evengoed konden schieten.
Eigenlijk had Sheriff Copper, vermomd als Jim Parasijt, zelfs Miss MIsses kunnen hebben ontvoeren, vastbinden en als gijzelaar gevangen kunnen houden en of hij ooit nog uit de gevangenis was ontsnapt om zich alsnog te wreken op Dump City of op Suske, Wiske, Lambik en Jerom zal ik wel nooit te weten komen.
In de 3D-tekenfilm uit 2009 was Jim Parasijt overigens een robot die door Sheriff Cooper werd bestuurd hoewel hij in dit verhaal een gedrongen gestalte had, een vrij smal hoofd bezat en zogenaamd gehandicapt was! Eigenlijk was hij hierin meer lachwekkend om te zien dandat hij echt gevaarlijk bleek.
En ook in de strip, ‘De Bokkerijders (1948)’, is het onduidelijk worden hoe Thijs de Bokkerijder, bijgenaamd ‘De Sprinkhaan’, een mijnexplosie kon overleven om hierna 200 jaar later terug te komen. Hij was goed bevriend geweest met Johan Matheus Lambik maar zou later diens afstamming Lambik juist erg vijandig gaan bejegenen!
Wie weet heeft de Zilveren Bok, die op bevel van Thijs was vervaardigd uit zilveren kerksieraden en tot leven gewekt met een boosaardige tovergeest, met zijn toverkracht Thijs 200 jaar in een toverslaap gehouden, inclusief hijzelf, waarna ze door een tweede mijnexplosie hieruit ontwaakten!