Correspondentie (3)

Dag Spencer,
Of ironie in onze Lage Landen zo slecht wordt begrepen, weet ik niet. Volgens mij kun je er uitstekend mee terecht in Engeland, België en Nederland. Ik hoorde Johan Boskamp (vroeger voetballer, daarna trainer, nu voetbalcommentator bij het Belgische Canvas, omdat hij, denk ik, zo unverfrohren zijn mening zegt) vorige week zeggen: ‘Ik geloof altijd alles wat de journalisten vertellen.’ Het ging, meen ik, over een mogelijke transfer van deze of gene speler. Dat soort zinnetjes krijg je nooit te horen van een Fransman, Duitser of Amerikaan, lijkt me, maar krijg je zeer geregeld te horen van bijvoorbeeld een Nederlander.
Ik zit me nu af te vragen: sinds wanneer? Sinds Wim Kan, Sonneveld? Nee. Sinds Freek de Jonge dan? Nee, ook niet, ik denk dat we het in onze literatuur moeten zoeken. Sinds bijvoorbeeld Gerrit Komrij, Piet Grijs, Gerard Reve, Karel van het Reve. Daar moeten we de grote kracht van de ironie in het Nederlands zoeken.
Inderdaad kan wat je zegt altijd letterlijk worden opgevat. Maar dat is nog geen reden om het dan maar niet te zeggen, toch? Als ik zeg dat ik ‘over het algemeen een bloedhekel aan acteurs heb’, dan weet toch iedere beschaafde Nederlander wel ongeveer wat ik bedoel? En voor onbeschaafde Nederlanders schrijf ik niet.
Het wapen der ironie is hét wapen, vind ik, en dat zul je toch wel met me eens zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan je voortreffelijke recensie van Smythe Smythe’s dagboek, een recensie waar ook de ironie van afdroop.

Ik ben maar een paar jaar ouder dan jij, en even ziek. Hartproblemen, depressies etc. Ik schrijf alleen maar om mijn tijd vol te maken, ik heb mijn hele leven geschreven: een mens moet wat ondernemen. Ik heb nooit iets uitgevonden bijvoorbeeld, behalve de ‘buiksluiter’, die geen algemene ingang heeft gevonden, helaas, want daar had ik wel een hele industrie voor bedacht. Reclamecampagnes enzovoorts. Maar nee, men wilde er niet aan.

Ik ben er trouwens net achtergekomen dat Vladimir Nabokov in zijn korte verhaal ‘The aurelian’ (het, volgens mij, beste korte verhaal uit de twintigste eeuw; je vindt het inLente in Fialta) als hoofdpersoon Hans Rebel genomen heeft. Een groot vlinderreiziger, net als Nabokov zelf. Dat wist ik nooit.

Een groet, Ben.

1 reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *