Ik spreek met Jaap Groentjes, 90 jaar oud, oud-hoofdonderwijzer van R.K. Lagere School St. Clara te Dirkswoud. Hij woont nog gewoon op de plaats waar hij altijd heeft gewoond: Zuidervaart 207.
– Ik naar een rusthuis? Mooi niet! Daar ben ik nog veel te competent voor. Ik heb een groententuintje achter het huis, dus ik beweeg me nog veel. En verder zit ik aan de computer, ik werk aan een site Wat uw vader ervan vindt… Daar zet ik elke dag een stukje tekst op, dat haal ik gewoon uit het nieuws van die dag, en daar zet ik dan bij hoe wij daar vroeger over dachten. Vroeger, dat is zeg maar zestig jaar geleden. In 1950 dus.
– Dat was ook de tijd dat u hoofdonderwijzer werd.
– Ja, een mooie tijd! Het was net oorlog geweest, we hadden niks en we groeiden als kool. Je moet ook niet vergeten: iedereen was welkom, want iedere hand van werken werd gewaardeerd. Dat is tegenwoordig wel anders met Gekke Geertje, hoewel we nu ook weer verpleegsters, landarbeiders, technici, huishoudsters te kort hebben. Je moet dus de immigratie regelen zoals ze dat in Canada ook doen: wie we nodig hebben, komt er in, wie we niet nodig hebben, niet.
– Wat zijn de verschillen in het basisonderwijs tussen nu en in uw tijd?
– Je leerde dus de basisdingen. Optellen, aftrekken, delen, vermenigvuldigen. De tafels van één tot en met tien. Van de Nederlandse taal een beetje grammatica, en als je een jaar of 12 was, dan maakte je geen spelfouten meer. Verder wat geschiedenis, wat aardrijkskunde, voorzichtig wat biologie, en in het laatste jaar gaf je ze ook een beetje Engels. Dan vertelde je ze dat ‘Ophouden!’ in het Engels ‘Stop it!’ was en niet ‘Hold up!’ of zoiets.
– Dat klinkt heel wat bescheidener dan wat de kinderen tegenwoordig allemaal voor hun kiezen krijgen.
– Ja. Vroeger gingen mijn kinderen allemaal naar de LTS, om een vak te leren, of naar de MULO, als ze goed konden leren. Alleen de héél knappe koppen gingen naar het Lyceum in Alkmaar. Maar je kon het vroeger als onderwijzer ook zelf uitzoeken, hè. Ik had een onderwijzer die vrij aardig kon schaken, dus die gaf zijn kinderen ook schaaklessen. Ikzelf ben altijd een groot lezer geweest, dus ik vertelde verhalen. Wat ik las, vertelde ik door aan mijn kinderen. Tegenwoordig kan dat allemaal niet meer. Ik heb de CITO Toets van vorig jaar gezien. Daar stond een vraag in, daar moesten de kinderen beantwoorden wat een staart en een poes met elkaar te maken hadden. Met dat soort onzin heb ik me gelukkig nooit bezig gehouden.
uh,… die zitten aan mekaar vast? Is dat het goede antwoord?
Je hebt het bijna goed, Rigo, je mag naar de MULO! Nee, er kon, als ik het mij goed herinner, gekozen worden uit zaken als ‘tegendeel’, ‘voordeel’, ‘onderdeel’ enzovoorts.
Ik heb vooral medelijden met zo’n commissie die elk jaar weer dat examen moet samenstellen. Dat moet elk jaar moeilijker worden, en dan krijg je op een zeker moment een lid van die comissie dat, onzeker maar desperaat, voorstelt: staart en poes! Opgelucht stemmen de andere commissieleden ermee in: ja, dat doen we!