Ik heb twintig jaar geleden een Dirkswoudse vriendin gehad, Antonia van Haren. Ze is nog steeds een zeer bekoorlijke dame. Ze had in die tijd een zoontje van een jaar of drie vier, Gerard. Aardig joch was het, en een aardige jongen is het nu. Hij zit op het Amsterdamse conservatorium, hij studeert viola da gamba en cello.
Gerardje viel ’s avonds niet in slaap voordat hem een verhaaltje werd verteld. Als ik bij Antonia op bezoek was, moest ik er ook aan geloven: dan moest ik, oom Ben, een verhaaltje vertellen. Ik deed dat op de volgende wijze, een wijze waarvoor alle paedagogen ons waarschuwen, want (zoals ik eens las in een paedagogenblad) ‘je moet de kinderziel niet teveel belasten’.
‘Gerard,’ begon ik, ‘luister eens goed naar oom Ben. Oom Ben gaat je nu vertellen wat er ’s nachts, als iedereen slaapt, in alle slaapkamers ter wereld gebeurt. Heb je wel eens gehoord van de papertjes?’
‘Nee, oom Ben. Wat zijn dat?’
‘Papertjes, dat zijn héle kleine mannetjes. Nog kleiner dan kaboutertjes en ook een stuk leniger, want hoe komen ze in je slaapkamer? Door het stopcontact. Dus dan begrijp je wel hoe klein en lenig ze zijn.’
‘En wat doen ze dan, oom Ben?’
‘Dat zal ik je vertellen. Je hoeft helemaal niet bang te zijn voor de papertjes, want ze doen je niks. Ze komen uit het stopcontact, meestal met z’n vijven, plus een stofzuigertje. Een stoffer en blik hebben ze ook bij zich. En dan gaan ze onder je bed aan het werk, op de plaats dus waar je moeder niet goed bij kan bij het stofzuigen. En dan maken ze heel zachte geluidjes: zzz-zzz-zzz… Dat is het geluid van hun stofzuigertje. Dat heb je vast wel eens gehoord als je ’s nachts wakker werd, zzz-zzz-zzz-zzz…’
Meestal sliep Gerard dan.