Bus 21, rond het middaguur. Halte Centraal Station. Mijn zoon slaapt in zijn kinderwagen. Ik loop langs de winderige bouwputten naar de Openbare Bibliotheek. Voor de trap van de bibliotheek klampt een vrouw mij aan. Zwart krullend haar. In stokbrodenengels vraagt ze waar het postkantoor is. Ik verwijs haar naar de Raadhuisstraat. Een auto met een Frans nummerbord rijdt achteruit rijdend weg. De vrouw zwaait, maar krijgt geen contact met de bestuurder. Ze rent er achteraan.
Bij de Q zijn meerdere boeken van Raymond Queneau te vinden, maar niet Stijloefeningen, het boek waarnaar ik al een week op zoek ben. Ik kijk op de computer. Volgens de catalogus van de OBA is er wel degelijk nog een exemplaar aanwezig. Samen met een medewerker kijk ik nog een keer. Maar niks. ‘Stuur een mailtje naar het magazijn,’ zegt hij. Dat doe ik. Het magazijn mailt terug: ‘Het door u gezochte exemplaar is op de verdieping aanwezig.’ Ik neem de lift naar beneden, wandel de bibliotheek uit en ga met lijn 21 terug naar huis. Bij de babywinkel op het Bos en Lommerplein koop ik een paar schoenen voor mijn zoon.
Hahaha, als je een paar honderd meter had doorgelopen had je bij mij mijn exemplaar kunnen lenen. Maar dan had je verhaaltje niet meer in de stijloefening gepast.
Nee, dat was toch minder leuk geweest. Voor het verhaal. Dan had ik het waarschijnlijk niet bedacht zelfs.
Maar misschien kom ik dan volgende week langs. Ik belde onlangs naar antiquariaat Kok en er waren zeg maar drie vaste klanten voor mij die op zoek waren naar het boek.
Je mag ‘m 99 dagen lenen, geen 99 weken.
Als het mij lukt ga ik langs de boekwinkel hier en haal ik een Exercices de style voor je.
(Pst. Max leest liever geen Frans. Denk ik. Is ook moeilijk, zeker Queneau.)
Max leest heel goed Frans, zeker Queneau, en nog zekerder les Exercices de style.
Of Max graag Frans leest, weet ik niet. Maar om nou die Exercises de style te nemen…? Dat is hetzelfde als onvoorbereid Le Voyage au Bout de la Nuit te pakken. Al die straattermen! Ik denk dat Max het liefst de vertaling van Kousbroek neemt. Mooi gedaan, trouwens, die vertaling/bewerking.
Ja, ik ben op zoek naar de nederandse vertaling, vooral omdat het Jan-Willem Brouwerplein er een grote rol in speelt, tegenwoordig bekend als het Concertgebouwplein.
Ik heb even gezocht, maar dat boek is nergens meer te vinden. Je moet dan dus even naar Wouter gaan. Paar honderd meter van de bouwputten. Daar loop je even door. Dan kijk je links van je naar de brug over het IJ. Heb je dat? Dan loop je nog even door. Houd je blik op het water gericht, terwijl je doorwandelt. Men kan ook een tram nemen, maar dan geniet men niet van de omgeving. Van de kluten bijvoorbeeld. Maar daar loop je dus, op zoek naar dat boek, steeds linkskijkend. Gewoon doorlopen, het gaat erom dat je op Wouters adres komt. Je belandt uiteindelijk op de stenen van een dijkje te Muiden, en je begint je af te vragen: ‘Waar water?’ Je begint al te strompelen, totdat je een oude zeeman ontmoet (met zwart krullend haar, je kunt het je bijna niet voorstellen, want oude zeemannen hebben toch altijd grijs haar? Deze zeeman had een Berlusconi-spoeling ondergaan) die het je direct duidelijk maakt: ‘Linksaf slaen!’ Dat doe je, je passeert nog een oud begrafenisplaatsje, maar daar sta je. Aan de oevers van het IJsselmeer. Je heft de handen omhoog en je schreeuwt: ‘Stijloefeningen! Links! Rattegebroed!’
De locale bevolking beschouwt het als een ordeverstoring en daarmee is Max’ lot getekend.
Wij weten niet hoe hij aan zijn einde is gekomen. Men schijnt uit te gaan van verdrinking. WIE DAARAAN TWIJFELT, mag contact opnemen met de wethouder van waterzaken. Het is wél een linkse figuur, dus let op wat de man zegt!
De uitvaart is gratis. Muziek van The lefties.
..rattegebroed! En dat doet me denken aan een gedicht van Gottfried Benn dat ik laatst tegenkwam in een essaybundel van Menno Wigman. Een heerlijk akelig en gruwelijk gedicht. Zelf kan ik geen genoeg krijgen van die slotregel. O ja Ben, gefeliciteerd met je eervolle Blogparel vermelding op peterspagina.nl
Mooie jeugd
De mond van een meisje dat lang in het riet gelegen had,
zag er zo afgeknabbeld uit.
Toen men haar borstkas openbrak, zat haar slokdarm zo vol gaten.
Tenslotte vond men in een loge onder het middenrif
een nest met jonge ratten.
Een tenger zusje had de dood gevonden.
De rest leefde van lever en nieren,
dronk het koude bloed en had
hier een mooie jeugd achter de rug.
En mooi en snel kwam ook hun dood:
men wierp ze allemaal het water in.
Ach, wat piepten die kleine snuitjes!
-Gottfried Benn-
Mooi gedicht, Rigo!
Dat Blogparelgedoe heeft er toe geleid dat ik weer aan Dirkswoud bezig ben, want dat lag al een tijd stil wegens depressie etc. Er kwamen zomaar een hoop mensen op Dirkswoud kijken, vandaag, en dat zal komen door Peterspagina. Ik wil er weer dagelijks aan gaan werken, en dan om de dag of zo een stukje in Nurks publiceren. Voor álle stukjes kun je dus terecht op http://ben-hoogeboom.blogspot.com/.
Geen idee wat de gemiddelde Dirkswouder/ster daar nu van vindt. Wie weet gaan ze d’r wel een borrel op drinken in Amperzat. Maar het zijn immers eigenaardige types (Dirkwouder Siemen: ‘ja nu is er meer ruimte dan vroeger’). En ik wilde nog wat opzoeken over de schrijver Alexandr Zinojev, nooit van gehoord.
Aaah, de vijf slotzinnen van dit (link) artikel, ik zal ‘ns bij een antiquariaat zoeken naar Alexandr Zinojev. Want op boekwinkeltjes.nl is tie al onvindbaar.
http://www.veenmagazines.nl/00/hn/nl/162/artikel/print/5883/INGENIEURS_VAN_DE_ZIEL_door_Frank_Westerman.html
Zinovjev heeft verschillende boeken gepubliceerd, maar zijn beste boek is Gapende hoogten en dat is dan ook meteen één van de beste boeken uit de 20ste eeuw, naar mijn smaak. Het boek is opgebouwd uit zo’n 500 hoofdstukjes, ideaal dus om te lezen tussen je kranten door. Het boek zou ook heel goed als blog gepubliceerd kunnen zijn, maar dat had je nog niet in de jaren zeventig.
Dat ‘wat is de ruimte groot, hè?’ komt uit een gesprekje dat ik eens heb gevoerd met een halfdement bejaard mannetje in Egmond aan Zee. Dat je niet denkt dat ik alles verzin.