Eddy Tange (1927-2009) was de waard van het bruinste café van Gent, ’t Keetje. Het café dat in de jaren ’60, ’70 en ’80 een thuishaven was voor provo’s, linkse studenten, journalisten. Eddy Tange was ook een kunstliefhebber, getuige zijn Verzameling Eddy Tange, met daarin diverse werken van zijn vriend Raoul Vanden Heede (1924-1999). In De kiekenvreetster beschrijft hij een vrolijke tocht naar het huis van Vanden Heede. Het verscheen eerder in het door de vzw (dat is Belgisch en betekent: vereniging zonder winstoogmerk) De Trap uitgegeven tijdschriftGandavum. Lees hier de overige afleveringen.
Door dit onverkwikkelijk tafereel, alsmede wegens de flauwe jenever die niet te zuipen was, viel er een beklemmende stilte en het was Herman die het verlossend voorstel deed om op te stappen. Het enig interessant aspect aan de ‘Doornplas’ kwam toen men de rekening betaalde en die buitengewoon meeviel. Maar eenmaal buiten in het zonnetje slaakte Jef een zucht van opluchting en verwoordde die met: Het is precies of ik het spookkasteel op de foor heb verlaten!
Die markante opmerking, de nostalgie daargelaten, was zowat de grootste gemene deler van wat allen in stilte aanvoelden.
Men stapte nu op naar het stationnetje van ‘Halewijn’, waar de vriendelijke vrouw er toen op gewezen had dat van daaruit het Sint-Pietersstation gemakkelijk te bereiken viel met de stoptrein die er om het uur halt hield. Hun gastheer begeleidde hen nu en toonde de weg door de velden waardoor ze flink opschoten.
De boerenmentaliteit van ‘op het beestige af’ had op Jef een diepe indruk nagelaten en aan de zijde van Raoul stappend, uitte hij tegen de schilder zijn afkeer over de walgelijke aanblik waarbij de oude vrouw op de kippenkam kauwde. De schilder trok de schouders op en repliceerde: Wat wilt gij? Het boerenvolk is gehard om te overleven. Nu ge dit hebt meegemaakt kunt ge allicht begrijpen hoe sterk ik beïnvloed wordt door de verdwijnende landelijke types en dus het schilderen van ‘de kiekenvreetster’ op vaste grond berustte. Daarbij, vervolgde hij, het cadaver van het geslacht konijn dat er buiten op houten stokjes opgespannen hing, bracht me op het idee om dit als onderwerp uit te diepen en het zo te schilderen dat heel uw afkeer, die de slachtpartij bij u teweeg bracht, erin zal vervat worden. Misschien krijg ge zin om het zelf te proberen want een uitdaging kan dikwijls stimulerend werken!, lachte hij plagend.
Op het peronnetje aangekomen werd er met de meester-schilder nog wat nagekaart over de prettige, leerrijke dag en wanneer de boemeltrein stopte was het net een bestorming in regel waarmee het groepje zich van een coupé meester maakte. Wanneer ze dan uit de raampjes leunden en met stevige handdrukken andermaal afscheid namen van de achterblijver, kreeg de hele bedoening de allure van een reisclub op weg naar verre streken. Toen het treintje zich schokkend in beweging zette was het opletten gelbazen want na enkele haltes waren ze op hun bestemming.
In Gent was het op een loopje naar ‘de Draak’ waar ze uitgeput en hijgend hun landelijk wedervaren bij de gebruikelijke pint ophaalden.
Maar de mars in de zon te Drongen, de zware buitenlucht en de naweeën van de slappe jenever maakten Eed oververmoeid en zijn afscheid met een: Ik ga naar mijn ‘covent’ sloeg evenzeer op zijn haardstede als op de slaapbak aldaar. Lady, in topvorm, rende op en neer voor hem uit om te tonen hoe fit zij nog wel was en eenmaal in het atelier aangekomen was er geen Mirza te bekennen.
De schilder was dra in de armen van Morpheus verzonken, sliep een gat in de dag en toen hij opstond viel de afwezigheid van zijn vriendin direct op.