Ik weet nog hoe ik in het begin van de jaren negentig af en toe verhalen schreef voor De Dirkswoudenaer. Op een keer stelde ik voor, een interview te houden met een plaatselijke kunstenaar, Tilleman Bronkhorst, een al wat oudere schilder-beeldhouwer-keramist-drinkebroer. Hij woonde aan de Westerweg 6, en hield atelier in een zomerhuisje achter zijn woning.
Ik kwam aan in het begin van de middag en we namen plaats in zijn atelier. Ik stelde vragen zoals ‘Hoe lang doet u nu over zo’n schilderij?’ Tilleman’s antwoorden noteerde ik in een soort persoonlijk stenografisch schrift in een schrijfblok, een schrift dat in de loop van de middag steeds vager en hulpelozer werd, want wij dronken die middag en avond flink wat port.
Tilleman zat in zijn bibberperiode, zoals hij het noemde: ‘Picasso had zijn blauwe of roze periode, ik bibber.’ Waarna hij me een aantal schilderijen liet zien die geschilderd leken te zijn door een zeer oude man met de ziekte van Parkinson. ‘Mooi werk,’ loog ik, en ik leegde mijn glaasje, dat onmiddellijk werd bijgevuld.
Nadat hij me nog wat vroeger werk had laten zien (abstracte dingen met strakke lijnen), zei hij: ‘Ik moet even weg. Ik ben over een kwartiertje wel weer terug.’
Na een kwartiertje was hij inderdaad weer terug. Hij zei: Ja, jongen, ik ben nu eenmaal oversekst. Ik moest even met de lul spelen.’
Ik was in die tijd een aanhanger van het Amerikaanse New Journalism, dus ik zette deze episode ook gewoon in de tekst. Tilleman vond het prachtig, en zo ging ik ermee naar de burelen van De Dirkswoudenaer.
Groot was mijn verbazing toen ik een week later hoorde dat ze het interview niet zouden plaatsen.
‘Waarom niet?’ vroeg ik.
‘Omdat er bepaalde passages in staan, die wij niet voor onze rekening kunnen nemen.’
‘Welke passages dan?’
‘De … seksuele passages.’
‘Tja. Het is toch allemaal zo gebeurd?’
‘Dat kan wel zijn, maar wij plaatsen het niet. Een man masturbeert, en jij kijkt toe. Hoe durf je het op te schrijven!’