Precies om 8 uur, zoals afgesproken, werd er op de voordeur gebonsd. De kinderen keken op met half angstige, half opgetogen blikken. Ze wisten wie het was, maar het was toch ook een beetje gek. De knipoog en de glimlach van mamma stelden hen gerust: kleine Ben, al in pyama, en ernstige Suus, beiden met rode koontjes op hun wangen en stiller dan normaal.
“Wie zou dat nou zijn?” zei ik met gespeelde verbazing. “Ik ga wel even kijken.”
Ik liep de kamer uit. Er werd nogmaals op de deur gebonkt, harder dit maal. Ik grinnikte, de buurman maakte er werk van. Ik deed de deur open en riep hard, zodat de kinderen het ook konden horen: “Dag Sinterklaas!”.
“Dag buurman”, voegde ik daar zachter aan toe. Hij had zijn taak niet licht opgevat. Het pak, de mijter, de handschoentjes, helemaal vlekkeloos waren ze niet zag ik, maar het zag er toch heel echt uit. En de baard was enorm, de hele buurman was erachter verdwenen. Hij had ook een jutezak in zijn hand.
“Kom maar binnen, Sinterklaas”, zei ik toen ik zag dat hij rilde. Maar hij was al naar binnen gestapt zodat ik een sprongetje achteruit deed en snel achter hem aan holde toen hij meteen doorliep. Die buurman! Een beetje een slome en niet al te populair bij de kinderen (maar de enige die zich bereid had gevonden) maar toch: er zat meer pit in hem dan ik had vermoed.
Hij liep de kamer in en wuifde vorstelijk naar het kroost.
“Ga maar zitten, majesteit” zei mamma, die door alle commotie verschillende hoogwaardigheidsbekleders door elkaar haalde. De kinderen keken vol ontzag toe: hij zag er zo echt uit! Ik knipoogde naar mamma, maar ze zag het niet. Ze keek verliefd naar de twee koters. De Sint had nog geen woord gezegd. Hij ging zitten in de stoel die voor hem klaarstond en wees naar Suus. Hij wenkte. Maar onze opvoeding was niet onopgemerkt gebleven. Voordat ze naar de “vreemde man” liep, keek ze eerst naar ons voor toestemming. Mamma glimlachte en knikte.
Daar ging Suus. Ze stond vlak voor de Sint.
“Ben jij stout geweest?” zei de goedheiligman.
Maar was dát de buurman? Waar kwam die hoge, bijna ijle stem vandaan? En wat had dat met Sinterklaas te maken? De buurman had een trage bromstem. Dat had toch veel beter bij zijn rol gepast?
“Nee”, zei Suusje, bedeesd lachend. Ze draaide verlegen op haar blote voetjes.
“Ben jij stout geweest?” zei de Sint opnieuw. Het klonk niet aardig.
Ik keek snel naar mamma, bezorgd om haar reactie. “De Sint, best”, had ze gezegd. “Maar geen Zwarte Pieten en ook geen gedonder over stoute kinderen en de roe.” Zó voedde ze haar kinderen niet op. Onze kinderen. Maar dat had ze toch ook aan Sinterklaas uitgelegd? Aan de buurman, bedoel ik.
“Nee” zei Suusje opnieuw, maar ze lachte niet meer.
Hij gebaarde dat ze dichterbij moest komen. En in die stilte, terwijl ze nader tot hem kwam, begon ik mij ineens erg onprettig te voelen. Iets kneep en wroette in mijn borststreek, nabij mijn hart, en het bonsde in mijn hoofd. Ik kreeg het warm en wilde dat het allemaal maar weer voorbij was: de kinderen fijn in bed met hun kadootjes en ik fijn in bed met mamma en de Sinterklaas fijn weer weg. Ver weg.
Maar nee, de Sint zat er nog en haalde uit de jutezak een rood pakje met een gouden strik erom tevoorschijn.
“Die is voor jou”, zei hij. Hij tikte haar eenmaal op haar neusje en gaf het pakje.
Suus keek naar mamma, en die zei: “Maak maar open lieverd” maar haar gezicht zei dat er iets niet goed was. Toen ze zag dat ik naar haar keek, schudde ze vragend het hoofd. Was dit niet het pakje dat wij hadden gekocht? Nee?
Het kind maakte intussen het pakje open, eerst met trillende vingertjes, en daarna met de schaar die toevallig (toevallig?) vlakbij haar op de bank lag. “Knip, knip” zei de schaar. Ik keek naar haar gespannen gezichtje en het was net alsof ik haar voor het eerst zag. Toen ging het pakje open en het was geen bom, het was een onderbroekje. Een klein lichtblauw onderbroekje met oranje appeltjes en groene peertjes en gele banaantjes erop. Het zag er niet zo schoon uit. Ik slikte en voelde me zeer onwel.
“Albert!” zei mamma ineens, vlakbij me. (Hoe kwam zíj ineens zo dichtbij?) “Albert, luister eens.” Haar fluisterstem sneed kleine krasjes in mijn oor. Ik boog naar haar toe, terwijl ze haar mond dichterbij bracht.
“Albert! Dat is niet de buurman!”.
Ik keek haar even kort aan en draaide beschaamd mijn blik weer weg. Ze had vlekken in haar gezicht en zag er verhit uit.
“Rustig! Rustig blijven!” fluisterde ik. Ik greep haar bij haar onderarmen en hield over haar schouder de kinderen in de gaten. Suus zat met een sip gezicht op de grond met het broekje in haar hand. Nu was het Bens beurt. Het deed pijn te zien hoe langzaam hij naar Sinterklaas toeliep.
“Albert, hoor je me?” Dat was mamma weer. Elke lettergreep was een scheermesje. “Dat is niet de buurman!”
Maar ik wilde niet luisteren. Ik hoorde, van ver weg, de Sint met zijn hoge stem tegen Ben praten zonder te horen wat ie zei en ik hoorde het bloed kloppen in mijn kop. Daar had ik genoeg aan. Ben boog voorover naar de jutezak die Sinterklaas voor hem openhield. Gedurende een kort, gek moment, leek het alsof hij erin zou verdwijnen. Hij haalde er een balvormig pakje uit, ingepakt in papier. Een voetbal of zoiets.
“Pak maar uit, jongen”, zei de Sint.
Ben ging zitten met de rug naar me toe en trok aan het papier. Suus was opgestaan en keek vanaf een afstandje toe.
Een stroom koude lucht blies in mijn oor.
“Wat is dat?!” hijgde mamma in mijn oor. Ze kneep in mijn armen en staarde langs mij heen. Ik keek om en zag onze tuin. Het sneeuwde en er hing iets in de bomen. Ik zag niet wat het was. Ze wees, maar ik wendde mijn blik af en keek strak naar het ruggetje van Ben, voorovergebogen over zijn kadootje. Als ik ophield met kijken zou er iets ergs gebeuren, zoveel was zeker.
Plotseling slaakte Ben een korte gil.
“Ben”, zei ik rustig, zo rustig dat ik er bang van werd. “Wat is er?”
“Mamma! De buurman!” riep Suus nu. Sinterklaas glunderde. En kleine Ben stond op, met zijn cadeau in zijn hand en kwam naar ons toe.
Ik had mamma nog steeds bij de armen vast en kon niet bewegen. En mamma stond nog steeds stil en keek star naar de tuin. Hoorde ze Ben niet? Ben was vlakbij haar komen staan en trok met één hand aan haar rok. In zijn andere hand hing iets ronds, een soort bal.
“Mamma! De buurman” riep hij uitgelaten.
“Ja, lieverd?” zei mamma. Ze draaide zich om, maar haar gezicht was wit en haar stem klonk van ver weg. Alsof we haar door de telefoon hoorden.
“De buurman, mamma.” En toen zagen we wat hij met zijn hand vasthield, bij de haren.
“Ja, Ben”, zei ik, “Dat is de buurman.”
Ja ik vind deze goed. Vooral door die hoge stem en de onderbroek!
Wat ik zelf erg goed vind (en huiveringwekkend) is de vage relatie van de verteller met ‘mamma’. Ik dacht eerst dat de verteller een vrouw was en ‘mamma’ haar moeder, de oma van de kinderen dus. Alleen dan krijgt dat verlangen om in bed met ‘mamma’ te liggen ineens een heel andere lading.
Haha! Ja, beetje people under the stairs dat.