… En zo ging ik naar de Achterdam in Alkmaar. Ik vroeg verschillende vrouwtjes daar: noem mij iemand van 70 jaar of ouder die nog bij jullie komt, en die graag bij jullie komt. Dat leverde enkele gefronste wenkbrauwen op. ‘Kees den Ouden?’ zei Marga. ‘Die is bijna 65, maar die heeft wel wat voortstuwing nodig.’
‘Nee!’ zei de hoogblonde Merit, ‘Jan de Waal! Die is 74 en die krijgt hem nog best omhoog, hoor!’
En wat voor soort conversatie hadden jullie dan?
‘Tja, gewoon. Doe je broek omlaag, niet? Schiet een beetje op! Dat was het wel. Voor vijftig pietermannen kun je niet teveel conversatie hebben, tenslotte. Dan kwam hij wel, en vooruit!’
Het adres van Jan de Waal was gemakkelijk te achterhalen.
– Wij zoeken een premier, meneer De Waal.
– Dat kan ik me voorstellen! Dat Haagse zootje dat er nu zit, is niks waard.
– Wij dachten aan u, meneer De Waal.
– Aha!
– Wij dachten aan een vitale zeventiger die de mensen betoveren kan.
– Ik?
– Ja, u.
– Waarmee kan ik dan…?
– Met uw gestel, meneer De Waal. Zeventig ruim, maar nog steeds een doppie maken.
– O ja, een doppie, eens per week, daar maak ik tijd voor.
– En dat willen wij introduceren, ziet u, in de Nederlandse politiek.
– Oja.
– Jawel, meneer De Waal. U heeft nog een mooie kop met haar, maar het grijze schilderen we wit! En uw tanden maken we recht. En ook uw gezicht, daar zorgen we voor, uw ogen, dat die niet teveel gaan zakken.
– Oja. Dat ik geen kop krijg zoals die jongens van de Rolling Stones.
– Precies! Noem nu eens iets van uw politieke opvattingen.
– Ik vind over het algemeen die buitenlanders, die vind ik… te donker.
– En de homoseksuelen, meneer De Waal?
– Die jongens moeten natuurlijk niet gaan klagen, vind ik. Ze hebben hier de vrijheid. Dus.
– U bent aangenomen, meneer De Waal, voor de provinciale verkiezingen van maart!
‘Nee!’ zei de hoogblonde Merit, ‘Jan de Waal! Die is 74 en die krijgt hem nog best omhoog, hoor!’
En wat voor soort conversatie hadden jullie dan?
‘Tja, gewoon. Doe je broek omlaag, niet? Schiet een beetje op! Dat was het wel. Voor vijftig pietermannen kun je niet teveel conversatie hebben, tenslotte. Dan kwam hij wel, en vooruit!’
Het adres van Jan de Waal was gemakkelijk te achterhalen.
– Wij zoeken een premier, meneer De Waal.
– Dat kan ik me voorstellen! Dat Haagse zootje dat er nu zit, is niks waard.
– Wij dachten aan u, meneer De Waal.
– Aha!
– Wij dachten aan een vitale zeventiger die de mensen betoveren kan.
– Ik?
– Ja, u.
– Waarmee kan ik dan…?
– Met uw gestel, meneer De Waal. Zeventig ruim, maar nog steeds een doppie maken.
– O ja, een doppie, eens per week, daar maak ik tijd voor.
– En dat willen wij introduceren, ziet u, in de Nederlandse politiek.
– Oja.
– Jawel, meneer De Waal. U heeft nog een mooie kop met haar, maar het grijze schilderen we wit! En uw tanden maken we recht. En ook uw gezicht, daar zorgen we voor, uw ogen, dat die niet teveel gaan zakken.
– Oja. Dat ik geen kop krijg zoals die jongens van de Rolling Stones.
– Precies! Noem nu eens iets van uw politieke opvattingen.
– Ik vind over het algemeen die buitenlanders, die vind ik… te donker.
– En de homoseksuelen, meneer De Waal?
– Die jongens moeten natuurlijk niet gaan klagen, vind ik. Ze hebben hier de vrijheid. Dus.
– U bent aangenomen, meneer De Waal, voor de provinciale verkiezingen van maart!
… een doppie maken… is dat plaatselijk dialect, of loop ik weer ‘ns een maand of drie achter qua eigentijdse verwoordingen?
Het lijkt me meer iets uit de jaren ’70.
‘Zeg, Ger, heb jij Harry gezien, ik moet ‘m even wat vragen.’
‘Harry? Die zag ik volgens mij net naar de kelder gaan om een doppie met Geertruide te doen.’
‘Ah, dan spreek ik ‘m vanmiddag wel. Geen zin om tegen zo’n bezwete kop aan te praten.’
‘Prima de luxe.’
Ik hoorde voor het eerst van dat doppie toen ik een jaar of 17 was en in Amsterdam rondliep. Dat moet dus in 1970 of 1971 zijn geweest. Ik liep van het CS het Spui op, daar was een kerk aan je rechterhand. Als je dat straatje in ging, richting de grachten, dan was daar een hoerenbuurtje. Ik weet niet of het er nog steeds is. Ik werd daar aangesproken door een hoogblonde dame, die me vroeg: ‘Doppie?’
Ik zei: ‘Neuh. Daar ben ik te arm voor.’
Toen zei ze: ‘Krèèèg dan wat!’
Ja, dat buurtje wordt gezellig warm gehouden.