De teevee vormde het middelpunt van de huiskamer. Het was een futuristisch ogende flatscreen van ruim een meter breed. Een stijlbreuk met de rest van het interieur, dat waarschijnlijk afkomstig was van een kringloopwinkel. Als je al van interieur kon spreken. Twee blauwe, lederen sofa’s en een tafeltje, meer was het niet. Er was vooral veel lege ruimte. Daarin liep Burak heen en weer als hij niet op de sofa lag. Waarbij natuurlijk moet worden opgemerkt dat mijn huisgenoot eigenlijk altijd op de sofa lag. Slapend of met zijn ogen gericht op de flatscreen. Hij was gehecht aan zijn stijlbreuk.
Op de teevee betoogde Geert Wilders dat Nederland moest ophouden met een soort vakantieoord te zijn voor buitenlanders. Hij maakte zich er flink druk over maar zijn gezicht bleef in de plooi. Het deed me denken aan het blote-billen-gezicht van Hilbrand Nawijn, de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie in het kabinet-Balkenende I. In welke staat de minister ook verkeerde, zijn gezicht bleef babyroze. Alsof het van porselein was. Nawijn had trouwens ook al weinig goeds te melden over buitenlanders. Misschien was er wel een causaal verband tussen blote-billen-gezichten en vreemdelingenhaat. Ik herinnerde me ook nog de volmaakt ronde babyface van VVD’er Hans van Baalen, een enthousiast vertolker van het nazistische Horst Wessel-lied.
‘Hou je van politiek?’ vroeg ik, terwijl de tranen in mijn ogen sprongen. Ik was nog steeds niet gewend aan de extreem sterke koffie van Burak.
‘Ik kijk er graag naar,’ zei mijn huisgenoot. ‘Politici gebruiken altijd van die mooie woorden. Ze zijn echt heel erg slim. Ze hebben zúlke hersenen.’ Burak maakte een gebaar alsof er een enorme pompoen op zijn nek rustte.
‘Ze hebben een waterhoofd?’ probeerde ik. Ik lachte om aan te geven dat ik een grapje maakte. Burak glimlachte flauwtjes terug maar werd direct weer ernstig. ‘Ik heb grote bewondering voor politici,’ zei hij. ‘Ze zijn de hele dag aan het praten. Ik kan het niet altijd volgen maar ik kijk er wel graag naar. Ze praten zo mooi, Tom. Zo zou ik nooit kunnen praten. Die mensen zijn echt heel…’ Burak dacht na. Zijn handen bewogen op en neer voor zijn ogen alsof hij aan het jongleren was. ‘Slim,’ zei hij uiteindelijk weer.
Ik glimlachte mijn verwondering weg. Burak kon de debatten blijkbaar inderdaad slecht volgen. Slim was niet bepaald het eerste woord dat bij me opkwam als ik politici aan het werk zag. Het probleem van het politieke bedrijf is juist dat iedere jandoedel zich ermee kan bezighouden, ongeacht zijn of haar intelligentieniveau. Een proeve van bekwaamheid is volstrekt overbodig. Als je in een auto rijdt moet je een rijbewijs kunnen laten zien, maar om een land te besturen heb je geen enkel diploma nodig. En je hoeft maar een paar Kamerleden diep in de ogen te kijken om daarvan de desastreuze gevolgen in te zien.
Bon, natuurlijk wist Geert Wilders het politieke spel soms best slim te spelen. En ook de manier waarop hij omging met die rechtszaak was gewiekst. Het probleem van Wilders was dan ook niet zijn intelligentie maar zijn kortzichtigheid. Als je criminele allochtonen terugstuurt naar hun eigen land, dan zadel je dat andere land op met het probleem. Nederland is het tuig dan misschien wel kwijt maar in een breder perspectief schiet je er niets mee op. Burak zou dat toch moeten weten? Als allochtoon wist hij toch als geen ander dat de wereld niet beperkt was tot Nederland? Als Nederland al eerder zo’n kabinet had gehad, had Burak hier zelf misschien nooit naartoe kunnen komen. Hij zag er niet uit als een politieke vluchteling.
‘Waar kom je oorspronkelijk vandaan?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Ik ben Turk,’ zei Burak en hij sloeg zijn benen over de leuning van de sofa. Ik zag dat hij geitenwollen sokken droeg. Van die lekkere dikke die mijn oma vroeger ook wel eens voor me breide. Hier was een goed ingeburgerde allochtoon aan het woord, dat was duidelijk.
Voor een deel had hij natuurlijk ook wel gelijk. Kopvoddentaks was een mooi woord. Ik was er zelf niet opgekomen.
1 reactie