Foto’s. Het meest onvriendelijke gezicht van Nederland is niet dat van Willem Holleeder of van Max Moszkowicz, maar van Marion Bloem, het spijt me. Ze moet eens een fotograaf opzoeken, die haar zegt: links staat het publiek, maar daar hoef je niet zo naar te kijken. Ook niet zo doordringend naar rechts kijken, alsjeblieft. Gewoon even ontspannen, da’s alles.
Er zijn van mijzelf zeer weinig foto’s gemaakt, na mijn veertiende jaar. In dat jaar (1967) reden mijn vader en moeder zich in hun oude, zwarte VW kapot tegen een muur bij Valence, Frankrijk. Mijn jongere zusje Lena en ik logeerden bij mijn opa en oma van moederskant. Toen we het nieuws hoorden van het overlijden van mijn ouders, zeiden mijn opa en oma: blijf maar hier. Ik zou ook niet geweten hebben waar we anders naar toe hadden moeten gaan: mijn vader en moeder waren allebei enig kind geweest, mijn opa en oma van vaderskant waren al dood. Meer familie hadden we niet dan die lieve oma en die ietwat tyrannieke geitenhouder van een opa.
Lena stierf, op zeer raadselachtige wijze, drie jaar later. De politie vond strychnine in haar bloed, of zoiets. Mijn opa stierf niet veel later door kanker, mijn oma ging een paar jaar later. Toen ik twintig was, had ik geen familie meer.
Ik bleef in het huisje van mijn opa en oma wonen (daar woon ik nog steeds). Ik stopte met die stomme kinderspelletjes (brandjes stichten, kikkers en katten ontleden etc.), ik ging mij bekwamen in de Nederlandse taal en werd zetter bij de plaatselijke drukkerij. Ik haalde ook mijn rijbewijs en kocht een witte Citroën Berline. Jawel, dat is dezelfde auto waarin ik nu nog steeds door het prachtige Noordhollandse landschap rijd! Toen ik dertig was, raakte ik in de WAO. Mijn depressiviteit was een te groot obstakel geworden voor een regelmatige werkkring, zal ik maar zeggen.
Ook op mijn dertigste jaar ontdekte ik Dirkswoud, dat ik tot onderwerp van mijn studiën heb gemaakt. Een mens moet toch iets doen, nietwaar. Men moet zich vastbijten in een onderwerp, en men moet dat onderwerp niet meer loslaten. Als een hond een stuk touw voor zijn kop ziet zwieren, dan probeert hij dat stuk touw ook in zijn bek te krijgen. Grrrauw!!
1 reactie