Nurks geeft zo nu en dan ruimte aan gastschrijvers. Vandaag, in het kader van de Nurks Week van de Dieren, Leon de Winter met een hartverscheurend verhaal over de gerbils van zijn dochter Moon.
Wat een heerlijk weekend leek te worden, tjokvol klein huiselijk zonovergoten geluk, eindigde in een rampzalige tragedie. Zondag geprobeerd een mollenplaag te bestrijden door het gangenstelsel in onze tuin onder water te laten lopen. Maandagochtend antwoordde de hemel met diepe, asgrijze rouw. De loden lucht rustte zwaar op de Hollandse grasweiden en drukte op ons aller gemoed. Ik had beter moeten weten natuurlijk, maar onze tuin is ons dierbaar en Jes houdt niet meer van kleine diertjes met zachte vachten.
Stilzwijgend zaten wij aan de normaal zo levendige ontbijttafel. Moos zat met lange tanden z’n gewoonlijk zo geliefde boterham met vlokken te eten. Jes staarde afwezig voor zich uit terwijl ze haar kop thee drinkbaar probeerde te blazen. Moon weigerde haar gebakken ei aan te raken. Sunny side up, zoals ze het zo graag heeft. Maar Moon eet niet meer, praat niet meer, kijkt ons niet meer aan. De woede voorbij. Lieve, dappere Moon, ik smeek je: vergeef je domme ouders.
Het was in 2004. Moos en Moon hadden twee gerbils gekregen, Zipje en Zopje – vernoemd naar de twee potloden uit de favorieten verhalenreeks van Bert en Ernie. Zo blij waren Moos en Moon, zo onwaarschijnlijk blij. O God, wat kan geluk toch kinderlijk eenvoudig zijn. Maar zo broos, zo broos…
Die nacht had Moon haar gerbil Zopje zonder dat wij het wisten meegenomen naar bed. Toen wij haar rond een uur of twaalf, zoals elke avond, lieten plassen zonder haar te wekken, ontdekte Jes tussen het matras en de muur een klein lichtbruin pluizenbolletje. In de veronderstelling dat het een knuffel was, pakte ze het op om het bij de andere knuffels te leggen. Jes slaakte een gilletje. Het pluizenbolletje bleek Zopje te zijn. Jes aaide over de vacht van het dappere beestje. Ze bracht de gerbil naar haar oor. Ik zag een warme traan over haar lijkbleke wang lopen. Ze keek mij aan, rood doorlopen ogen. Zopje was niet meer.
Zonder een woord te wisselen wisten we wat ons te doen stond. Ik pakte Zopje over – zo teer. Jes liet Moon op de po plassen en legde haar weer veilig terug in bed onder de warme dekens. In de keuken stopte ik Zopje in een leeg tupperware bakje. Ik pakte de autosleutels en reed zo snel als ik kon naar dierenwinkel De Tevreden Toekan. Die was uiteraard dicht, maar gelukkig brandde er boven nog licht. Ik belde aan, legde aan de dierenwinkeleigenaar uit wat er gebeurd was. Gelukkig bleek de man over een nobele inborst te beschikken. Bovendien had hij een gerbiloverschot. Thuisgekomen stopte ik Zopje II in zijn kooitje, naast Zipje. Samen met Jes begroef ik Zopje I achter in de tuin. Een sobere plechtigheid. Even stonden wij stil, en even waren wij volmaakt gelukkig. Verheugd hoe we dit hadden opgelost.
De volgende dag begon met paniek. Een schrille gil klonk uit de kamer van Moon. Ik rende naar boven, waar ik mijn dochter ontredderd aantrof naast haar bed. ‘Zopje is weg,’ zei ze snikkend. Mijn krimpend hart huilde mee, maar het lukte me zowaar een glimlach te produceren. ‘Het is al goed,’ zei ik. ‘We hebben hem vannacht naar beneden gebracht. Gerbils horen niet in een mensenbed te slapen.’ Ze stormde naar beneden en vloog op het hok af, waar Zopje II nietsvermoedend in zijn rad aan het rennen was. Moon deed een rondedansje, opende het deurtje en pakte haar gerbil. ‘Dit is Zopje niet,’ zei ze verschrikt. Jes en ik keken elkaar aan. Laat maar, zei Jes zonder iets te zeggen. Dit los ik wel op. En Jes, moedige Jes, legde uit dat ’s nachts de vacht van een gerbil kan veranderen. Iedereen blij. In één moeite door vermaande Jes Moon dat ze Zopje had meegenomen naar bed. Of ze dat niet meer wilde doen!
Toen het die avond bedtijd was, letten wij er goed op dat Zopje in zijn hok bleef. Hoe het haar gelukt is, weten we niet en zullen we misschien wel nooit te weten komen, maar toen Jes die avond Moon liet plassen, trof ze weer een levenloze gerbil aan. Het is nu eenmaal zo dat Jes en ik nooit de hele avond in de woonkamer zitten. Vooral in die dagen niet, toen ik nog een weblog bijhield voor Elsevier. Daarnaast worden wij geregeld zodanig in beslag genomen door onze woede over de linkse kerkdiensten van Nova dat het een koud kunstje is voor een kind om op kousenvoetjes naar beneden te trippelen en onopgemerkt je gerbil mee naar boven te nemen, ook al is je dat uitdrukkelijk verboden.
Ditmaal lag Moon er bovenop. Hetzelfde tafereel voltrok zich. Een betraande Jes met de dode gerbil in haar ontredderde handen, ik naar De Tevreden Toekan, Zopje III bij Zipje in het hok gestopt, Zopje II achterin de tuin begraven. De volgende dag hebben wij Moon nog meer op haar hart gedrukt dat ze Zopje echt niet mee mocht nemen naar bed. Tranen met tuiten. Hartverscheurend, maar het moest.
Misschien hadden wij Moon toen al de waarheid moeten vertellen. Wij besloten haar echter nog even in bescherming te nemen. De wereld is al ellendig genoeg, met al die hufters die ons van onze wel verdiende vrijheid willen beroven, dat wist Moon maar al te goed. Dat ze twee gerbils had gedood met haar liefde, hoefde ze niet te weten. Aan de andere kant, als wij het haar wel hadden verteld, dan hadden die andere 34 gerbils niet zo zinloos het leven hoeven laten. Want zo vaak heeft zich het hierboven beschrevene afgespeeld in het anderhalve jaar dat volgde. Hoe streng wij Moon ook toespraken, het lukte haar toch geregeld om ongezien naar beneden te sluipen en Zopje uit z’n hok te halen. Tot die in gitzwarte inkt gedoopte decemberavond…
Jes liet Moon weer plassen en had tot haar grote opluchting geen dode Zopje op het bed aangetroffen. Maar toen werd Moon ineens wakker. Waar of dat Zopje was, vroeg ze terwijl ze met haar handjes in haar ogen wreef. ‘Die is toch in zijn hok, mag ik hopen,’ zei Jes quasistreng. Nee, zei Moon, terwijl ze haar liefste blik opzette. Het hart van Jes sloeg een slag over. ‘Misschien is ie zelf naar z’n hok terug,’ zei Moon. Ze krabde gapend aan haar rug en schrok… Daar zat iets… Langzaam haalde Moon haar hand van haar rug en toverde zo een geplette gerbil tevoorschijn.
Dagenlang was Moon ontroostbaar en werd ze verteerd door een onwerkelijk groot schuldgevoel. Onze lieve, dappere Moon had met de dood kennis gemaakt. Een dood die ze had kunnen voorkomen als ze naar ons geluisterd had. Wij wisten dat niets meer hetzelfde was. Niet voor haar en niet voor ons. De dagen van eenvoudige geluk lagen op slag lichtjaren achter ons en leken nooit meer terug te komen. Wij boden aan om een nieuwe gerbil te halen, maar Moon wilde daar niets van weten. Met het hele gezin begroeven we Zopje XXXIV naast alle andere Zopjes. Moos en Moon uiteraard in de veronderstelling dat dit Zopje I was. De teraardebestelling vond plaats onder de vrolijke tonen van K3’s ‘Blub, ik ben een vis’, het toenmalige lievelingsnummer van Moon. Een half jaar later stierf ook Zipje, door uitputting nadat het tuitje van zijn drinkfles achter zijn oogje was blijven haken en hij een nacht lang gevochten had om los te komen.
Sindsdien kan Jes geen kleine beestjes meer zien. Het was daarom dat we besloten iets aan de mollen in onze tuin te doen. Helaas bleken de mollen hun gangenstelsel tot ver in de achtertuin te hebben aangelegd, waar Moos en Moon indiaantje aan het spelen waren. Naast drie mollen kwamen zo 14 van de 36 gerbils bovendrijven. Moon praat niet meer met ons. Hoe wij deze crisis te boven komen, ik durf het niet te zeggen. Vergeef ons Moon. Vergeef je domme ouders.
Dat is wel dom ja. En vooral geeft het ook aan dat het leven van een renmuis voor de ouders nul en generlei waarde heeft. 34 keer een dode renmuis, ha ha ha!
Wel mooi opgeschreven en spannend om te lezen, dat dan weer wel.
I dunno… Ik heb beesten van een grotere orde zien wegrotten binnen een week (waarvan het laatste stadium echt, als in een mooie zombiefilm met een emmerlading maden, binnen een halve dag) dus lijkt het me best wel raar als er ineens 14 stuks komen bovendrijven. Waren die binnen een tijdsbestek van een week doodgegaan? Wat maak je als ouder dan je kind wijs? “Nee Moon, gerbils kunnen soms vanuit meerdere dimensies zich samensplitten in eentje, nu is het toevallig deze en daarom zie je wat op het eerste gezicht 14 verschillende gerbils lijken te zijn.”
En dan als ze met alle 14 naar bed is geweest die genocide in de tuin verstoppen en weer eentje kopen i dunno…
Maar ja, aan de andere kant, sommige volwassen mensen geloven in de bijbelgod. Waarom dan ook niet.
Misschien zit er gewoon iets in de grond bij de familie De Winter dat de diertjes in hun pracht bewaart. Of er kwamen gewoon wat botten bovendrijven, dat kan ook.
Misschien overdrijft hij wel. Ik heb wel eens gelezen dat schrijvers niet altijd helemaal de waarheid schrijven.
Een overdrijvende Leon de Winter, dat is een pleonasme. Of een tautologie, die twee haal ik altijd door elkaar.