Ik durf wel zacht te zijn, zei Gerrit Krol (onze grootste romancier), omdat ik die zachtheid heb ingebed in een keihard kader. Zo ben ik niet weerloos.
Ware woorden. Dat keiharde kader dat je hebt (vanuit je jeugd, je studie, misschien later nog), dat blijf je houden, er komt alleen een soep in te hangen van ellende. Hoe langer je leeft, hoe zwaarder de ellende. Een vriend sterft, een vroegere beminde, je vrouw sterft.
Dan is dat keiharde kader nodig. (Waarbinnen je gerust mag huilen als een kind.)