Het ‘kulen’, dat, voorzover ik weet, alleen door de Dirkwoudse dames beoefend wordt, en nergens elders, schijnt een behoorlijk gevaarlijke sport te zijn. Na een kuulzondag zijn er soms vele dames die naar de dokter moeten.
Laat ons eens zien wat de sport behelst, dacht ik. Ik reed dus op een zondagmiddag in mijn witte Citroën Berline naar Dirkswoud, parkeerde mijn prachtige auto, en ging op zoek naar het kuulgeweld der dames.
Het wordt je daarbij niet gemakkelijk gemaakt. Er zouden eens onderzoeksjournalisten op af moeten worden gestuurd, maar ook die zouden niets te weten komen, vrees ik. De geslotenheid is puur, en de Dirkswoudse dames verdragen geen inmenging, en zeker niet van een mannelijke provinciegenoot.
‘Is het een balsport?’ vroeg ik aan Johanna Verver, 81 jaar oud.
‘Nee,’ zei zij, ‘met balsporten heeft het niets van doen.’
‘Waar beoefent men dan het kulen?’
‘Op straat.’
‘Waar dan?’
‘Overal.’
Ik liep verder totdat ik Angela Vredeling ontmoette (32 jaren oud, maar al grijs geworden). Zij zei: ‘Het kulen moet je eigenlijk zien als een protest tegen de mannen.’
‘Hoezo?’
‘Nou, je moet je voorstellen dat een man je bijvoorbeeld (ze maakt een gebaar).’
‘U huh.’
‘Nou. En datzelfde kunnen wij vrouwen natuurlijk zelf veel beter.’
‘Maar hoe komt het dan dat jullie na zo’n kuulzondag naar de dokter moeten?’
‘Er zijn helaas altijd vrouwen die te ver willen gaan. Die, om het zo maar eens te zeggen, te diep willen gaan.’
1 reactie