Ik had een liedje in mijn hoofd. De hele dag al. Maar ’s avonds wist ik het niet meer hoe het ging, welk liedje het was. Ik ben toen maar wat gaan lopen, zo maar de straten door. Langs de huizen en gebouwen, de stenen onder mijn voeten. Het verkeer, de geluiden, de mensen. Dingen die bewegen. Alles leek er te horen, zijn plek te hebben. Maar mijn liedje was nog kwijt.
Bij de buurt aangekomen waar de mannen met geld langzaam en uitdagend, keurend bijna, hun ogen de kost gevend, wandelen én de mannen zonder geld, snel lopen, met hun gezicht naar de straat gebogen en wegschieten in de schaduw van de gevels. Dáár, waar de vrouwen allemaal geverfd zijn en naar je roepen in euro’s, daar stapte ik een bar binnen.
Het was er helemaal leeg, op de man achter de bar na. Hij keek me aan en ik keek terug. Ik twijfelde even tussen weer weggaan, wat op dat moment mijn voorkeur had maar me ook als een soort van nederlaag voorkwam, en blijven, om met tegenzin de man met de tartarenkop achter de bar het hoofd te bieden, goed geld aan een waarschijnlijk niet te zuipen biertje uit te geven en de ondefinieerbare Hollandse jodelmuziek te trotseren. Ik besloot tot het eerste, draaide me om en liep verder de wallen op, om te merken dat het me niets kon schelen, omdat ik toch al een loser ben.
Het rode licht uit de ramen waar de hoeren zichzelf tentoonstellen scheen op de zijkant van het hoofd van de man die nu voor me liep en ik kon de adertjes in zijn oorschelp zien. Dat deed me beseffen dat ik al een tijdje mijn oren niet had gereinigd. Mijn oren reinig ik bij voorkeur met een wattenstaafje, ik breng het staafje tot één a twee centimeter in de gehoorgang in en begin dan centrische bewegingen met het staafje te maken om zo doende al de daar aanwezige onrechtmatigheden en het eventueel te veel aan oorsmeer te verwijderen. Het oor van de man herinnerde me aan mijn zoektocht; mijn oor was leeg, nog steeds was ik zonder deuntje. Een desolaat gevoel overviel me; wat is een man zonder de innerlijke muziek die hem voortdrijft? Ik moest beter mijn best doen, beter zoeken, ik mocht niet verzaken. Ik begon te neuriën hopend dat het vanzelf weer zou terugkomen, maar dat was de hele dag al niet gelukt en het lukte nu ook niet. Gek maakte het me…
Ik was inmiddels bij het donkere gedeelte voorbij de pillenbrug, richting Zeedijk, gekomen en bemerkte een schaduw die achter mij aan sloop, mij volgde.
Het ging snel; hij was iel en wanhopig en had een onstilbare dorst naar het spul en dus naar snelle en makkelijke cash. Maar, hij had zijn mes niet goed vast. De verassing had zijn gevaarlijkste wapen moeten zijn, maar die was hij al kwijt voordat hij mij aanviel. Hij lag tegen de gevel, half door zijn knieën gezakt voor me. We waren alleen en ik had zijn mes. Hij had een paar pijnlijke ballen. Ik zag mijn kans schoon en zetten het mes op zijn keel en siste: ‘Zingen..’
‘Huh?’
‘Zingen! Zingen lul, of je krijgt je mes terug op een plek waar je ‘m niet wilt..’
‘Ehkls…oke, oke,…ehh….
Like a baby stillborn
Like a beast with his horn
I have torn everyone who reached out for me
But I swear by this song
And by all that I have done wrong
I will make it all up to thee
I saw a beggar leaning on his wooden crutch
He said to me “ You must not ask for so much”
And a pretty woman leaning from her darkened door
She cried to me “Hey, why not ask for more?”
Like a bird on the wire
Like a drunk in a midnight choir
I have tried in my way to be free
‘Dat is niet mijn deuntje, maar ik vind het mooi.’
Ik gooide het mes over mijn schouder en liep weg de duisternis in, terug naar huis.
Achter me hoorde ik de junk schreeuwen:
‘Jij bent echt gestoord gast! Echt helemaal gestoord… Kankerlul!..’
Ik haat het dat ik nooit de deuntjes in me hoofd eruit krijg. Vuvuzelas liggen me dan toch het meest.
Krijg je die wel uit je hoofd?
De stad is leeg, de straten zijn als glas
Regen valt en de stilte kaatst haar pas
Bevangen door het scoren
En het bonzen in haar hoofd
Er is geen mens die haar wil horen
Zelfs geen hond die haar geloofd
En de brug loopt vol met hoeren
Zonder rust in het verschiet
Hoge heren, polderboeren
Ze nemen haar
Maar groeten doen ze niet
Ooit was zij dat kind
Spelend op de trap
Bruine boterhammen
En lachen om een grap
Het is een leven lang geleden
Voor die levenslange straf
In de armen van het leven
Dat haar nooit een leven gaf
En de brug loopt vol met hoeren
Zonder rust in het verschiet
Hoge heren, polderboeren
Ze nemen haar
Maar groeten doen ze niet
Nee
Haar groeten doen ze niet
(Zat ineens weer in mijn hoofd.)
Ik vond de eerste alinea van dit stuk al een liedtekst
Ik had een liedje in mijn hoofd.
De hele dag al.
Maar ’s avonds wist ik het niet meer hoe het ging, welk liedje het was.
Ik ben toen maar wat gaan lopen, zo maar de straten door. Langs de huizen en gebouwen, de stenen onder mijn voeten. Het verkeer, de geluiden, de mensen. Dingen die bewegen. Alles leek er te horen, zijn plek te hebben.
Maar mijn liedje was nog kwijt.
Maar ijn liedje, mijn liedje was ik kwijt (refrein 6x)
En de muziek uit het gebied dat onder nostalgie valt.
http://www.kinkfm.com/kink1500
Wat een geweldige achternaam heeft u, Rico!
Wat leuk om meer dan een jaar later al die leuke reacties te lezen van al die leuke mensen. Tis gewoon hartstikke leuk1
mag ik ook even protesteren tegen verassing…