Ik reed van de week weer eens over de Noordhollandse dreven in mijn comfortabele, witte Citroën Berline, en waar kwam ik uit? In het landelijke Dirkswoud natuurlijk. Ik moest een pakketje afgeven aan Aleida Knol, de haaishouster van pastoor Engelbertus de Zeeuw. Een zus van mevrouw Knol, Tonia, woont niet zo ver van me vandaan en had me het pakketje meegegeven. Het was een pakketje ter grootte en ter dikte van een flink pocketboek.
Ik belde dus aan bij de pastorie, en werd opengedaan door de pastoor himself. ‘Goeiedag, good day, guten Mittag,’ zei hij, ‘komt u binnen!’ Ik stelde me voor en volgde hem naar de huiskamer. Hij leidde me naar een tamelijk oude leunstoel met grijze veloursbekleding.
‘En wat voert u naar de Clara-parochie, beste man?’
Ik zei dat ik een pakketje had voor Aleida Knol.
‘Een pakketje voor mijn Aleida? Interessant!’ Hij deed een raam open en schreeuwde: ‘Aleidá!’ Aleida verscheen aan de buitenzijde en de pastoor zei: ‘We hebben bezoek. Maak eens koffie, ook voor jezelf!’ Aleida verdween rennend naar, vermoed ik, de keuken van de pastorie.
‘Een pakketje, zei u?’ vroeg de pastoor me vervolgens, achter me staand. En het volgende moment bond hij me vast aan de stoel en deed hij een duct-tape voor mijn mond. ‘Deze drastische maatregel is even nodig, meneer. Je hoort zoveel van die pakketjes, tegenwoordig.’
Hij pakte het pakketje uit mijn handen en legde het midden op tafel. Ondertussen kwam Aleida Knol binnen met een blad met drie kopjes koffie. Ze stond even stil en keek met grote ogen toe.
‘Zet maar neer, Aleida. We hebben een pakketje, door meneer hier gebracht.’
Aleida zette de drie kopjes neer, en legde het blad op tafel, waar de pastoor het direct wegschoof, dus nam ze het weer in de handen.
‘We moeten zorgvuldig zijn, waar of niet, Aleida?’
‘Ja, meneer pastoor.’
‘Goed! Pak het wijwater even. Het staat in die hoek daar.’
Aleida pakte de wijwaterbak en de wijwaterkwast, en de pastoor beuzelde wat duivelverdrijvende teksten in het Latijn, en besproeide het pakketje met wijwater. Vervolgens opende hij het pakketje. Er zat in: het boek Bijbel en Babel van prof. dr. Ignatius Klug.
Wel, dat was het einde van mijn vernedering. De pastoor maakte me weer los, haalde de duct-tape van mijn mond af, ik legde Aleida uit dat het boek van haar zus Tonia kwam, die vlakbij me woont.
Het commentaar van de pastoor: ‘Wilt u één schepje suiker? U mag er ook twee hebben.’